Volgens het filosofische standpunt van Einstein, Dirac, Bell, Polyakov, ’t Hooft, Laughlin, de Broglie, Maxwell, Newton en andere theoretici, zou er een medium met fysische eigenschappen kunnen zijn dat de ‘lege’ ruimte vult, een aether, die de waargenomen fysische processen mogelijk maakt.
Albert Einstein in 1894 of 1895: “De snelheid van een golf is evenredig met de vierkantswortel van de elastische krachten die de voortplanting veroorzaken, en omgekeerd evenredig met de massa van de door deze krachten bewogen aether: “We kunnen zeggen dat volgens de algemene relativiteitstheorie de ruimte begiftigd is met fysische eigenschappen; in die zin bestaat er dus een Aether. Volgens de algemene relativiteitstheorie is een ruimte zonder Aether ondenkbaar; want in zo’n ruimte zou niet alleen geen voortplanting van licht zijn, maar ook geen mogelijkheid van bestaan voor maatstaven van ruimte en tijd (meetlatten en klokken), en dus ook geen ruimte-tijd intervallen in de natuurkundige zin. Maar deze Aether kan niet worden beschouwd als begiftigd met de eigenschap die kenmerkend is voor beschouwbare media, als bestaande uit delen die door de tijd kunnen worden gevolgd. Het idee van beweging mag er niet op worden toegepast.”
Paul Dirac schreef in 1951: “De natuurkundige kennis heeft sinds 1905 veel vooruitgang geboekt, met name door de komst van de kwantummechanica, en de situatie is opnieuw veranderd. Als men het vraagstuk in het licht van de huidige kennis bekijkt, vindt men dat de Aether niet langer door de relativiteit wordt uitgesloten, en er kunnen nu goede redenen worden aangevoerd om een Aether te postuleren … We hebben nu de snelheid op alle punten van de ruimte-tijd, die een fundamentele rol speelt in de elektrodynamica. Het is natuurlijk om het als de snelheid van één of ander echt fysiek ding te beschouwen. Dus met de nieuwe theorie van de elektrodynamica zijn we wel gedwongen om een Aether te hebben”.
John Bell in 1986, geïnterviewd door Paul Davies in “The Ghost in the Atom” heeft gesuggereerd dat een Aether theorie zou kunnen helpen om de EPR paradox op te lossen door een referentiekader mogelijk te maken waarin signalen sneller gaan dan het licht. Hij suggereert dat Lorentz-contractie volkomen coherent is, niet inconsistent met relativiteit, en een aether-theorie zou kunnen opleveren die volkomen consistent is met het Michelson-Morley-experiment. Bell suggereert dat de aether ten onrechte op puur filosofische gronden werd verworpen: “Wat niet waarneembaar is, bestaat niet”. Einstein vond de niet-ether theorie eenvoudiger en eleganter, maar Bell suggereert dat dit de theorie niet uitsluit. Naast de argumenten gebaseerd op zijn interpretatie van de kwantummechanica, stelt Bell ook voor om de aether te laten herleven omdat het een nuttig pedagogisch hulpmiddel is. Dat wil zeggen, veel problemen worden gemakkelijker opgelost door zich het bestaan van een aether voor te stellen.
Einstein merkte op “God dobbelt niet met het heelal”. En degenen die het met hem eens zijn zoeken naar een klassieke, deterministische aether-theorie die kwantum-mechanische voorspellingen zou impliceren als een statistische benadering, een verborgen variabelen-theorie. Met name Gerard ’t Hooft conjectureerde dat: “We moeten niet vergeten dat de kwantummechanica niet echt beschrijft wat voor dynamische verschijnselen er werkelijk aan de hand zijn, maar ons eerder probabilistische resultaten geeft. Het lijkt mij uiterst aannemelijk dat elke redelijke theorie voor de dynamica op de schaal van de Planck zou leiden tot processen die zo ingewikkeld te beschrijven zijn, dat men schijnbaar stochastische fluctuaties zou moeten verwachten in elke benaderingstheorie die de effecten van dit alles op veel grotere schalen beschrijft. Het lijkt heel redelijk om eerst een klassieke, deterministische theorie voor het Planck-domein te proberen. Men zou dan kunnen speculeren dat wat wij tegenwoordig kwantummechanica noemen, wellicht niets anders is dan een ingenieuze techniek om deze dynamiek statistisch te behandelen.” In hun paper hebben Blasone, Jizba en Kleinert “getracht het recente voorstel van G. ’t Hooft te onderbouwen waarin de kwantumtheorie wordt gezien als geen volledige veldtheorie, maar in feite een emergent verschijnsel is dat voortkomt uit een dieper niveau van dynamica. De onderliggende dynamica wordt opgevat als klassieke mechanica met singuliere Lagrangianen voorzien van een passende voorwaarde voor informatieverlies. Met plausibele veronderstellingen over de werkelijke aard van de dynamica met beperkingen wordt aangetoond dat kwantumtheorie ontstaat wanneer het klassieke Dirac-Bergmann algoritme voor dynamica met beperkingen wordt toegepast op de klassieke padintegraal.”
Louis de Broglie, “Als een verborgen sub-kwantum medium wordt verondersteld, lijkt kennis van de aard ervan wenselijk. Het is zeker van een vrij complex karakter. Het kan niet dienen als een universeel referentie medium, omdat dit in strijd zou zijn met de relativiteitstheorie.”
In 1982 schreef Ioan-Iovitz Popescu, een Roemeense natuurkundige, dat de aether “een bestaansvorm van de materie is, maar kwalitatief verschilt van de gewone (atomaire en moleculaire) stof of straling (fotonen)”. De vloeibare aether wordt “beheerst door het traagheidsbeginsel en zijn aanwezigheid veroorzaakt een wijziging van de ruimte-tijd geometrie”. De theorie van Popescu, die is gebaseerd op de ultra-mondiale lichaampjes van Le Sage, gaat uit van een eindig heelal “gevuld met deeltjes met een buitengewoon kleine massa, die chaotisch reizen met de snelheid van het licht” en materiële lichamen “die zijn opgebouwd uit zulke deeltjes die etherons worden genoemd”.
Sid Deutsch, hoogleraar elektrotechniek en biotechniek, vermoedt dat een “bolvormig, ronddraaiend” etherdeeltje moet bestaan om “elektromagnetische golven te kunnen dragen” en leidt de diameter en massa ervan af uit de dichtheid van donkere materie.