Twee belangrijke technieken worden gebruikt in codecs, pulse-code modulation en delta modulation. Codecs zijn vaak ontworpen om bepaalde aspecten van de te coderen media te benadrukken. Een digitale video (met een DV-codec) van een sportevenement moet bijvoorbeeld beweging goed coderen, maar niet noodzakelijkerwijs exacte kleuren, terwijl een video van een kunsttentoonstelling kleur en oppervlaktextuur goed moet coderen.
Audio-codecs voor mobiele telefoons moeten een zeer lage latentie hebben tussen het coderen van de bron en het afspelen. Daarentegen kunnen audio-codecs voor opname of uitzending gebruik maken van audiocompressietechnieken met een hoge latentie om een hogere getrouwheid te bereiken bij een lagere bitsnelheid.
Er zijn duizenden audio- en videocodecs, variërend in kosten van gratis tot honderden dollars of meer. Deze verscheidenheid aan codecs kan leiden tot compatibiliteits- en verouderingsproblemen. De gevolgen zijn minder groot voor oudere formaten, waarvoor al lang gratis of bijna gratis codecs bestaan. De oudere formaten zijn echter vaak ongeschikt voor moderne toepassingen, zoals het afspelen in kleine draagbare apparaten. Zo is ruwe, ongecomprimeerde PCM-audio (44,1 kHz, 16 bit stereo, zoals op een audio-CD of in een .wav- of .aiff-bestand) lange tijd een standaard geweest voor verschillende platforms, maar de transmissie ervan over netwerken is traag en duur in vergelijking met modernere gecomprimeerde formaten, zoals Opus en MP3.
Veel multimedia-gegevensstromen bevatten zowel audio als video, en vaak ook metadata die synchronisatie van audio en video mogelijk maken. Elk van deze drie stromen kan worden verwerkt door verschillende programma’s, processen of hardware; maar om de multimedia-gegevensstromen bruikbaar te maken in opgeslagen of verzonden vorm, moeten ze samen worden ingekapseld in een containerformaat.
Lagere bitrate-codecs staan meer gebruikers toe, maar ze hebben ook meer vervorming. Afgezien van de initiële toename van vervorming, bereiken codecs met een lagere bitsnelheid hun lagere bitsnelheden ook door complexere algoritmen te gebruiken die bepaalde aannames doen, zoals die over de media en het pakketverliespercentage. Andere codecs maken mogelijk niet dezelfde aannames. Wanneer een gebruiker met een codec met een lage bitrate praat met een gebruiker met een andere codec, wordt door elke transcodering extra vervorming geïntroduceerd.
Audio Video Interleave (AVI) wordt soms abusievelijk beschreven als een codec, maar AVI is eigenlijk een containerformaat, terwijl een codec een software- of hardwaregereedschap is dat audio of video codeert of decodeert naar of van een audio- of videoformaat. Audio en video die zijn gecodeerd met vele codecs kunnen in een AVI container worden gestopt, hoewel AVI geen ISO-norm is. Er zijn ook andere bekende containerformaten, zoals Ogg, ASF, QuickTime, RealMedia, Matroska, en DivX Media Format. MPEG transport stream, MPEG program stream, MP4, en ISO base media file format zijn voorbeelden van container formaten die ISO gestandaardiseerd zijn.