Coronaire arteriële trombose bij patiënten met instabiele angina.

Abstract

Dit verslag beschrijft het klinische beloop, de anatomie van de kransslagaders en de ventrikelfunctie van 16 patiënten bij wie kransslagadertrombose werd vastgesteld op het moment van hartkatheterisatie. Alle patiënten hadden een onstabiel klinisch beloop waarbij versnelde angina gemiddeld vier weken (range vier dagen tot 12 weken) voor de katheterisatie optrad, en vier patiënten hadden recent subendocardiaal myocardinfarct. Bij alle patiënten werd ernstige coronaire hartziekte gedocumenteerd bij katheterisatie. Vijftien patiënten hadden segmentale wandbewegingsafwijkingen waarbij de linkerventrikelwand was betrokken die werd gevoed door de kransslagader waarin zich trombus bevond. Drie patronen van kransslagadertrombus werden waargenomen: (1) trombus proximaal van een coronaire vernauwing van hoge graad; (2) trombus distaal van een coronaire vernauwing van hoge graad; en (3) trombus in segmenten van de slagaderboom waar geen coronaire vernauwing van hoge graad was. Hoewel de precieze oorzaak van de kransslagaderlijke trombose bij onze patiënten onbekend is, kan het een gevolg zijn van stasis, een gescheurde atherosclerotische plaque, of coronaire spasmen. Het gemeenschappelijke klinische beloop met instabiele angina van acuut begin suggereert de mogelijkheid dat de trombus verantwoordelijk kan zijn geweest voor de abrupte verandering in klinische toestand of een bijdragende factor kan zijn geweest in het beloop van de patiënten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *