Willie verhuisde in 1972 terug naar Texas. Hij liet zijn haar en baard groeien, schreef en zong zoals hij dat wilde en – nadat hij in 1975 bij Columbia Records had getekend en volledige creatieve controle over zijn platen had gekregen – nam hij zijn eigen band mee de studio in. Zijn debuut voor het label, The Red Headed Stranger, was een minimalistisch conceptalbum, opgenomen in de Autumn Sound Studios in een buitenwijk van Dallas, met de hulp van technicus Phil York. Het werd een grote hit, mede dankzij Nelson’s spaarzame cover van Fred Rose’s “Blue Eyes Crying in the Rain.” Zijn soort country – tegen die tijd bekend als “Outlaw” – was een sensatie geworden. Nelson zou volgen met LP’s die zijn veelzijdigheid en brede interesses onthulden, waaronder samenwerkingen met artiesten als Merle Haggard en Waylon Jennings, en Stardust uit 1978, een verzameling klassieke popsongs waarvan vier miljoen exemplaren werden verkocht, die hem een nieuw publiek opleverde, en die nog steeds wordt beschouwd als een van zijn beste werken.
Nelson’s onderscheidingen zijn talrijk, waaronder 11 CMA’s, 12 GRAMMY’s, en 6 ACM’s. Hij werd in 1993 opgenomen in de Country Music Hall of Fame, ontving in 1999 de GRAMMY Lifetime Achievement Award, en won in 2015 de Library of Congress Gershwin Prize. In 2003 plaatste CMT hem op nummer 4 van de “Greatest Men of Country.” En in 2008 werd hij door zijn kenmerkende zangstijl – ooit beschouwd als een tekort – nummer 88 op de lijst van Rolling Stone Magazine’s 100 Greatest Singers of All Time.
Geboren: 29 april 1933, Abbott, Texas