Dame, eigenlijk een gerespecteerde naam of een titel die overeenkomt met lady, die in het Engels voortleeft als de wettelijke aanduiding voor de echtgenote of weduwe van een baronet of ridder of voor een dame van de Most Excellent Order of the British Empire; zij wordt voorafgegaan door de voornaam en de achternaam.
Dame is ook gebruikt door genootschappen of ordes (bijv, de Primrose League) om vrouwelijke leden aan te duiden die een rang hebben die gelijkwaardig is aan de mannelijke rang van ridder. Het gewone gebruik van het woord zelf is voor een oudere vrouw. Dame werd gebruikt om vrouwelijke conciërges van scholen voor jonge kinderen aan te duiden, hoewel de term in onbruik raakte na de opmars van het openbaar basisonderwijs. Op het Eton College werden de kosthuizen die werden beheerd door personen die geen deel uitmaakten van het onderwijzend personeel, “dames’ouses” genoemd, hoewel het hoofd niet noodzakelijk een vrouw was. Als aanspreektitel voor dames van alle rangen, van de vorst tot aan de vorstin, staat madam, afgekort tot ma’m, voor het Franse madame, “mijn dame”.
De term jonkvrouw voor een jong meisje of meisje wordt tegenwoordig alleen nog als literair woord gebruikt. Het is afgeleid van het Oudfranse dameisele, gevormd van dame, en parallel met dansele of doncele van het Middel Latijn domicella of dominicella, verkleinwoord van domina. Het Franse damoiselle en demoiselle zijn latere formaties die zich ontwikkelden tot de titel van een jonge ongehuwde vrouw, de mademoiselle of de Engelse miss van het moderne gebruik. Aan het hof van Frankrijk, na de 17e eeuw, was mademoiselle, zonder de naam van de dame, een beleefdheidstitel die gegeven werd aan de oudste dochter van de oudste broer van de koning, bekend als monsieur. Anne Marie Louise staat in de geschiedenis bekend als La Grande Mademoiselle. De Engelse literaire vorm damosel was een andere import uit Frankrijk in de 15e eeuw. In de vroege Middeleeuwen werden damoiseau, domicellus, dameicele, damoiselle, en domicella gebruikt als eretitels voor de ongehuwde zonen en dochters van koninklijke personen en heren (seigneurs). Later was de damoiseau (in het zuiden donzel, in Béarn domengar) specifiek een jongeman van zachte geboorte die naar het ridderschap streefde, gelijkwaardig aan écuyer, “esquire”, of valet.