Aanvaarding door Herbert H.D. Peirce, Amerikaans gezant.
Omdat President Roosevelt niet aanwezig was bij de uitreikingsceremonie op 10 december 1906, nam de heer Herbert H.D. Peirce1, Amerikaans buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister in Noorwegen, de prijs namens hem in ontvangst. De toespraak van de heer Peirce2, waarin hij ook een telegram van de President voorlas, luidde als volgt:
Ik betreur het ten zeerste dat mijn verblijf in uw hoofdstad nog te kort is geweest om mij in staat te stellen u in uw eigen krachtige taal toe te spreken. Maar “als ik duizend verschillende tongen had”, zouden zij ontoereikend zijn om u de diepe ontroering uit te drukken waarmee ik hier voor u verschijn om, namens de President van de Verenigde Staten, deze voorname getuigenis in ontvangst te nemen van uw erkenning van die daden die hem kenmerken als bij uitstek toegewijd aan de zaak van vrede en goede wil op aarde.
Ik zal niet tevergeefs trachten, met welke woorden dan ook, de glans van de naam van Theodore Roosevelt op te poetsen. Zijn daden maken hem bekend, en u, Heren van de Noorse Storting, hebt met deze toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede, een stichting die in Goddelijke liefde voor de mensheid is ontstaan, uw erkenning voor zijn wijze gebruik van zijn grote ambt in het beste belang van de mensheid aan de wereld kenbaar gemaakt.
Ik citeer de woorden van President Roosevelt in een telegram dat ik onlangs van hem ontving, wanneer ik zeg dat hij de toekenning van deze prijs beschouwt als een van de grootste eerbewijzen die ieder mens, in welke positie dan ook, over de gehele wereld kan ontvangen.
Sprekend namens mijn landgenoten, mag ik zeggen dat deze prijs diep zal appelleren aan de harten van ons volk en de banden van sympathie die ons verenigen in de broederschap der naties, nauwer zal aanhalen.
Voor mij, die het onschatbare voorrecht heb genoten in de loop van de huidige zaken getuige te zijn van de oprechte wens waarmee de hoogste magistraat van mijn land is doordrenkt om de zaak van de vrede te bevorderen, in het belang van de gehele mensheid, wanneer vrede strookt met dat eerbiedwaardige zelfrespect dat naties zowel als individuen aan zichzelf verschuldigd zijn, lijkt deze onderscheiding mij bijzonder gelukkig, en ik verheug mij zeer over het geluk dat mij in staat stelt dit teken van uw waardering voor de diepe liefde voor en het verheven plichtsbesef jegens zijn medemens, dat de leidraad vormt van zijn officiële leven, te mogen overbrengen.
De President heeft mij opgedragen U, Mijnheer de President, de volgende boodschap voor te lezen, die hij mij daartoe per telegram heeft doen toekomen:
“Ik ben diep geroerd en ontroerd door de grote eer die mij door Uw lichaam is bewezen door mij de Nobelprijs voor de Vrede toe te kennen. Er is geen geschenk dat ik meer zou kunnen waarderen en ik zou willen dat het in mijn macht lag om mijn dankbaarheid volledig uit te drukken. Ik dank U ervoor, en ik dank U namens de Verenigde Staten; want wat ik gedaan heb, kon ik alleen volbrengen als vertegenwoordiger van de natie waarvan ik, voorlopig, president ben.
Na rijp beraad ben ik tot de conclusie gekomen dat de beste en meest passende manier om het bedrag van de prijs te besteden is door het te gebruiken als basis om in Washington een permanente industriële vredescommissie op te richten. Het doel zal zijn te streven naar betere en meer billijke verhoudingen tussen mijn landgenoten die als kapitalisten of loonarbeiders werkzaam zijn in de industrie en de landbouw. Hierdoor zal het doel van de stichter van de prijs worden verwezenlijkt, want in het moderne leven is het even belangrijk te werken voor de zaak van rechtvaardige en rechtschapen vrede in de industriële wereld als in de wereld der naties.
Ik verzeker U nogmaals van mijn diepe en blijvende dankbaarheid en waardering.
Theodore Roosevelt”
Mr. Knudsen las vervolgens het telegram in het Noors voor en voegde er de volgende slotopmerkingen aan toe : “Ik ben ervan overtuigd, heren, dat de woorden die de President van de Verenigde Staten hier heeft uitgesproken en het doel waarvoor hij zich wil inzetten, met behulp van de zojuist aan hem toegekende Vredesprijs, wereldwijd bijval zullen oogsten. Het is onbetwistbaar, zoals President Roosevelt zegt, dat vrede in al haar aspecten, vrede onder de mensen, vrede tussen naties, vrede tussen sociale klassen, vrede tussen individuen – allemaal even belangrijk zijn. Het een kan, bij wijze van spreken, niet los worden gezien van het ander. Als wij de beschaving en het welzijn van de mensheid als geheel willen bevorderen, kunnen wij dat het beste doen door de wereldvrede te waarborgen, want de hele wereldgeschiedenis leert ons dat oorlog en verwoesting onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De verwoestingen van oorlog houden de vooruitgang van naties cultureel, materieel, sociaal en politiek tegen, misschien wel generaties lang. Daarom heeft Alfred Nobel met zijn testament een gedenkteken opgericht dat voor altijd in de gedachten van de mensen zal voortleven en dat hem tot een van de grootste weldoeners van de mensheid maakt.”
1. Aangezien President Roosevelt de Vredesprijs kreeg voor zijn inspanningen bij de bemiddeling in het Russisch-Japanse geschil, is het interessant op te merken dat de heer Peirce in 1905, als lid van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, belast was met de regelingen voor de beraadslagingen te Portsmouth, N.H.