Bij een myocardinfarct kan de ischemie van het myocard zich uitbreiden tot het endocard, waardoor de binnenbekleding van het hart wordt verstoord (“transmuraal” infarct). Minder uitgebreide infarcten zijn vaak “subendocardiaal” en hebben geen invloed op het epicardium. In een acute setting zijn subendocardiale infarcten gevaarlijker dan transmurale infarcten, omdat zij een gebied van dood weefsel creëren, omgeven door een grensgebied van beschadigde myocyten. Dit beschadigde gebied zal de impulsen langzamer geleiden, wat resulteert in onregelmatige ritmen. Het beschadigde gebied kan groter worden of zich uitbreiden en levensbedreigender worden. In de chronische setting zijn transmurale infarcten gevaarlijker door de grotere hoeveelheid spierschade en de ontwikkeling van littekenweefsel, wat leidt tot verminderde systolische contractiliteit, verminderde diastolische relaxatie, en een verhoogd risico op ruptuur en trombusvorming.
Tijdens depolarisatie wordt de impuls van endocardium naar epicardium geleid, en tijdens repolarisatie verplaatst de impuls zich van epicardium naar endocardium.
Bij infectieuze endocarditis wordt het endocardium (met name het endocardium dat de hartkleppen bekleedt) aangetast door bacteriën.