Physicians, Dickens scholars, and historians have tried to diagnose the condition that affected Tiny Tim in A Christmas Carol. De belangrijkste zijn tuberculose (TB), rachitis, ondervoeding, cerebrale parese, spinale dysraphie, en renale tubulaire acidose. Dit artikel stelt dat een onderzoek van de omgeving van Londen van 1820 tot 1843 (toen de novelle werd geschreven) belangrijke aanwijzingen kan geven over zijn toestand. De zwartgeblakerde lucht van brandende steenkool, de opeenhoping van mensen in huurkazernes, het beperkte dieet van de onderklasse, en de smerigheid van Londen resulteerden in een toevluchtsoord voor besmettelijke ziekten en rachitis bij kinderen. Zestig procent van de kinderen in Londen had rachitis, en bijna 50% had tekenen van TB. Kleine Tim had waarschijnlijk een combinatie van beide ziekten. Na Ebenezer Scrooge’s transformatie, had Scrooge kunnen zorgen voor een beter dieet, blootstelling aan de zon, en mogelijk levertraan voor Tiny Tim, wat tot een “genezing” had kunnen leiden. Dickens was bekend met zowel rachitis als TB en schreef over levertraan als een mogelijk geneesmiddel voor rachitis en scrofulose. Een verbeterde vitamine D-status kan resulteren in een verbeterde macrofaag synthese van 1,25-dihydroxyvitamine D, waardoor de synthese van het antimicrobiële peptide cathelicidine (LL-37) toeneemt. Dit onderdeel van het aangeboren immuunsysteem heeft sterke dodende eigenschappen voor Mycobacterium tuberculosis. De combinatie van rachitis en TB vormt een verlammende aandoening die door een verbeterde vitamine D-status zou kunnen worden teruggedrongen.