De Nursing Need Theory werd ontwikkeld door Virginia Henderson en was afgeleid van haar praktijk en onderwijs. Henderson’s doel was niet het ontwikkelen van een theorie over verpleging, maar eerder het definiëren van de unieke focus van de verpleegkundige praktijk. De theorie benadrukt het belang van het vergroten van de onafhankelijkheid van de patiënt, zodat vooruitgang na ziekenhuisopname niet zou worden vertraagd. Haar nadruk op de menselijke basisbehoeften als de centrale focus van de verpleegkundige praktijk heeft geleid tot verdere theorie-ontwikkeling met betrekking tot de behoeften van de patiënt en hoe de verpleegkunde kan helpen bij het voldoen aan die behoeften.
Henderson identificeert drie belangrijke aannames in haar model van verpleegkunde. De eerste is dat “verpleegkundigen voor een patiënt zorgen totdat een patiënt voor zichzelf kan zorgen”, hoewel dit niet expliciet wordt gesteld. De tweede aanname is dat verpleegkundigen bereid zijn om te dienen en dat “verpleegkundigen zich dag en nacht aan de patiënt zullen wijden.” Ten slotte is de derde aanname dat verpleegkundigen op universitair niveau moeten worden opgeleid in zowel exacte wetenschappen als kunsten.
De vier belangrijkste concepten die in de theorie aan de orde komen zijn het individu, de omgeving, gezondheid en verpleging.
Volgens Henderson hebben individuen basisbehoeften die componenten zijn van gezondheid. Zij kunnen hulp nodig hebben om gezondheid en onafhankelijkheid te bereiken, of hulp om een vredige dood te sterven. Voor het individu zijn geest en lichaam onafscheidelijk en met elkaar verbonden, en het individu beschouwt de biologische, psychologische, sociologische en spirituele componenten. Deze theorie presenteert de patiënt als een som van delen met biofysieke behoeften in plaats van als een soort cliënt of consument.
De omgeving bestaat uit settings waarin een individu unieke patronen voor het leven aanleert. Alle externe omstandigheden en invloeden die het leven en de ontwikkeling beïnvloeden. De omgeving omvat ook individuen in relatie tot gezinnen. De theorie gaat minimaal in op de invloed van de gemeenschap op het individu en het gezin. De basisverpleegkundige zorg omvat het verschaffen van omstandigheden waarin de patiënt zelfstandig de veertien componenten kan uitvoeren die in het model worden uitgelegd.
Er zijn veertien componenten, gebaseerd op menselijke behoeften, die de verpleegkundige activiteiten vormen. Deze componenten zijn:
- Normaal ademen. Voldoende eten en drinken.
- Lichaamsafval verwijderen.
- Verplaatsen en gewenste houdingen aannemen.
- Slapen en rusten.
- Geschikte kleding kiezen. Dat wil zeggen, kleed en kleed u op de juiste manier aan.
- Houd de lichaamstemperatuur binnen het normale bereik door kleding aan te passen en de omgeving te veranderen.
- Houd het lichaam schoon en goed verzorgd en bescherm de huid.
- Vermijd gevaren in de omgeving en voorkom dat anderen gewond raken.
- Communiceer met anderen in het uiten van emoties, behoeften, angsten, of meningen.
- Aanbidden volgens het eigen geloof.
- Werken op een zodanige wijze dat er een gevoel van voltooiing is.
- Spelen of deelnemen aan verschillende vormen van recreatie.
- Leren, ontdekken of de nieuwsgierigheid bevredigen die leidt tot een normale ontwikkeling en gezondheid en gebruik maken van de beschikbare gezondheidsvoorzieningen.
Deze componenten tonen een holistische benadering van de verpleging die de fysiologische, psychologische, spirituele en sociale bestrijkt. De eerste negen componenten zijn fysiologisch. De tiende en de veertiende zijn psychologisch. De elfde component is spiritueel en moreel. De twaalfde en dertiende component zijn sociologisch, specifiek gericht op beroep en recreatie.
De definitie van gezondheid in de theorie is gebaseerd op het vermogen van een individu om zelfstandig te functioneren, zoals geschetst in de veertien componenten. Verpleegkundigen moeten de nadruk leggen op de bevordering van gezondheid en preventie, maar ook op de genezing van ziekten. Volgens Henderson’s model is een goede gezondheid een uitdaging omdat het beïnvloed wordt door zoveel verschillende factoren, zoals leeftijd, culturele achtergrond, emotioneel evenwicht, en anderen.
Henderson’s definitie van verplegen luidt: “Ik zeg dat de verpleegkundige voor anderen doet wat ze voor zichzelf zouden doen als ze de kracht, de wil en de kennis hadden. Maar ik zeg verder dat de verpleegkundige de patiënt zo snel mogelijk onafhankelijk maakt van hem of haar.” Van de verpleegster wordt verwacht dat zij het therapeutisch plan van een arts uitvoert, maar geïndividualiseerde zorg is het resultaat van de creativiteit van de verpleegster bij het plannen van de zorg. De verpleegkundige moet een onafhankelijke beroepsbeoefenaar zijn die in staat is onafhankelijke oordelen te vellen zolang hij of zij geen diagnose stelt, behandeling voorschrijft of een prognose maakt, omdat die activiteiten de functie van de arts zijn.
Henderson legt in Nature of Nursing uit dat de rol van een verpleegkundige is “om in de huid van de patiënt te kruipen en zijn wilskracht of kennis aan te vullen volgens zijn behoeften.” De verpleegkundige heeft de verantwoordelijkheid om de behoeften van de patiënt te beoordelen, hem of haar te helpen aan de gezondheidsbehoeften te voldoen, en een omgeving te bieden waarin de patiënt zonder hulp activiteiten kan uitvoeren.