Herodes Agrippa en de vroege Kerk – Herodes aan de macht
Velen denken aan de naam Herodes Agrippa als ze denken aan de vervolging van de vroege kerk. Herodes was echter niet de eerste van zijn soort. Tijdens de vroege kerk, kwam het Romeinse Rijk in een staat van verandering. Keizer Tiberius bracht het grootste deel van zijn laatste decennium in afzondering door, terwijl de Romeinse bureaucratie het Rijk regeerde. Tiberius stierf in 37 na Christus en werd opgevolgd door zijn achterneef, Gaius – nu in de geschiedenis bekend onder de bijnaam Caligula.
In het begin was Caligula’s bewind veelbelovend. Hij was jong, energiek en populair. Maar al snel bleek hij een kwaadaardige gek te zijn, geobsedeerd door een visioen van zichzelf als een levende god. Als erfgenaam van Julius Caesar en Augustus, die beiden in de dood vergoddelijkt waren, verklaarde Caligula zichzelf bij leven tot god en eiste dat hij naast alle andere goden in het Romeinse Rijk vereerd zou worden. Hoewel zijn bewind maar kort duurde (hij werd gedood door zijn eigen Praetoriaanse garde in 41 na Christus), hadden zijn krankzinnige eisen gevolgen op lange termijn.
Vóór Caligula had Rome een tamelijk tolerante kijk op andere godsdiensten. Dit betekende dat de verschillende bevolkingsgroepen onder Romeins gezag konden aanbidden wie en hoe zij maar wilden, zolang zij maar eer betoonden aan de Romeinse keizer en de keizerlijke cultus niet tartten. Deze politiek van tolerantie droeg veel bij tot de vrede in het gehele Romeinse Rijk. Caligula’s optreden werd echter beschouwd als een schending van dit beleid en wakkerde de wrok aan, vooral in plaatsen als Judea. Het lijkt erop dat Caligula te ver ging toen hij goddelijkheid verkondigde en begon met het oprichten van standbeelden van zichzelf rond Jeruzalem.
Een andere daad die van invloed was op de toekomst van het Jodendom en de verspreiding van de Jezus-beweging was Caligula’s benoeming in 37 AD van Herodes Agrippa, kleinzoon van Herodes de Grote, tot koning over het land dat Herodes Filippus als tetrarch had bestuurd. Twee jaar later nam Caligula ook de gebieden Galilea en Perea van Herodes Antipas af en gaf die ook aan Herodes Agrippa. Het blijkt dat Herodes Agrippa op bezoek was in Rome toen Caligula werd vermoord, en hij hielp Claudius bij het versterken van zijn opvolger als keizer. Claudius was loyaal aan Herodes Agrippa voor deze daad en benoemde hem later tot koning over geheel Judea en Samaria, waardoor hij vrijwel hetzelfde gebied kreeg als zijn grootvader, Herodes de Grote, had geregeerd. Dit betekende dat Herodes Agrippa grote controle had over het gebied waar de vroege kerk groeide.
Herodes Agrippa en de Vroege Kerk – Het begin van de vervolging
Herodes Agrippa was in Rome opgegroeid, maar hij was zich bewust van de rol van het Jodendom in zijn gebied. Als politicus steunde hij openlijk de religieuze leiders in en rond Jeruzalem. Om bij hen in de gunst te komen, begon Herodes Agrippa een grote aanval tegen de Jezus-beweging, de vroege kerk. Het lijkt erop dat Agrippa’s eerste bekende slachtoffer Jacobus was, de zoon van Zebedeüs. Volgens de Evangeliën was Jakobus een visser, apostel en broer van Johannes.
Omstreeks deze tijd arresteerde koning Herodes een aantal mensen die tot de kerk behoorden, met de bedoeling hen te vervolgen. Hij liet Jacobus, de broer van Johannes, met het zwaard ter dood brengen. Toen hij zag dat dit de goedkeuring van de Joden wegdroeg, greep hij ook Petrus. (Handelingen 12:1-3)
Herodes Agrippa zette Petrus in de gevangenis, en liet hem bewaken door vier knokploegen van elk vier soldaten. Herodes was van plan hem na het Pesachfeest voor het gerecht te brengen.
De nacht voordat Herodes hem voor het gerecht zou brengen, lag Petrus te slapen tussen twee soldaten, vastgebonden met twee ketenen, en wachtposten hielden de wacht bij de ingang. Plotseling verscheen er een engel van de Heer en een licht scheen in de cel. Hij sloeg Petrus op de zij en maakte hem wakker. “Snel, sta op!” zei hij, en de ketenen vielen van Petrus’ polsen. (Handelingen 12:6-7)
Petrus trok zijn kleren aan en volgde de engel langs de bewakers en zo de gevangenis uit. Petrus had geen idee of dit een droom was of echt gebeurde. Ze kwamen bij de hoofdpoort die naar de stad leidde, en die ging uit zichzelf open. Petrus liep erdoorheen en de engel was weg.
Toen kwam Petrus tot zichzelf en zei: “Nu weet ik zonder enige twijfel dat de Heer zijn engel heeft gezonden en mij heeft gered uit de klauwen van Herodes en van alles wat het Joodse volk hoopte dat zou gebeuren.” (Handelingen 12:11)
Herodes Agrippa’s val uit de macht
Herodes Agrippa stierf in 44 na Christus terwijl hij een spelenfestival in Caesarea voorzat. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Josephus was Herodes uitgedost in koninklijke gewaden, geheel van zilver. Hij was een lust voor het oog en het volk riep uit dat hij een “god” was. Zowel Josephus als het Boek Handelingen zeggen verder dat Herodes, net nadat hij door de menigte als goddelijk was bejubeld, werd gegrepen door een scherpe pijn in zijn maag – blijkbaar een soort wormen – en hij stierf vijf dagen later. Handelingen zegt eenvoudig dat dit was “omdat hij God niet de eer gaf.”
De zoon van Herodes Agrippa, Agrippa II, zou dienen als de zevende en laatste koning uit de Herodiaanse familie. Volgens Handelingen, hoofdstuk 25, was het Herodes Agrippa II die later deelnam aan het proces tegen Paulus in Caesarea.