Het Avalon Project : Verdrag van Alliantie tussen de Verenigde Staten en Frankrijk; 6 februari 1778

Verdrag van Alliantie tussen de Verenigde Staten en Frankrijk; 6 februari 1778

Bondsverdrag

De meest Christelijke Koning en de Verenigde Staten van Noord-Amerika, te weten New Hampshire, Massachusetts Bay, Rhodes island, Connecticut, New York, New Jersey, Pennsylvania, Delaware, Maryland, Virginia, North Carolina, South Carolina, en Georgia, hebben heden een verdrag van vriendschap en handel gesloten, voor het wederzijds voordeel van hun onderdanen en burgers het noodzakelijk hebben geacht om de middelen in overweging te nemen om die verbintenissen te versterken en ze nuttig te maken voor de veiligheid en rust van de twee partijen, in het bijzonder in het geval dat Groot-Brittannië, in wrok over die verbinding en de goede correspondentie die het doel is van het genoemde verdrag, de vrede met Frankrijk zou verbreken, hetzij door directe vijandelijkheden, hetzij door haar handel en navigatie te belemmeren, op een manier die in strijd is met de rechten van de Naties en de vrede die tussen de twee kronen bestaat; en Zijne Majesteit en de genoemde Verenigde Staten hebben besloten in die Zaak hun Raden en inspanningen te verenigen tegen de Ondernemingen van hun gemeenschappelijke Vijand, de respectievelijke Gevolmachtigden, gemachtigd om de clausules & te coördineren die gepast zijn om de genoemde Intenties te vervullen, hebben, na de meest rijpe Beraadslaging, de volgende Artikelen gesloten en vastgesteld.

Art. 1.

Indien er oorlog mocht uitbreken tussen Frankrijk en Groot-Brittannië, gedurende het voortduren van de huidige oorlog tussen de Verenigde Staten en Engeland, zullen Zijne Majesteit en de genoemde Verenigde Staten er een gemeenschappelijke zaak van maken, en elkaar wederzijds bijstaan met hun goede Diensten, hun Raadslieden, en hun strijdkrachten, overeenkomstig de noodzaak van Conjuncturen zoals dat goed & getrouwe bondgenoten wordt.

art. 2.

Het essentiële en directe Doel van het huidige defensieve bondgenootschap is het effectief handhaven van de vrijheid, Soevereiniteit en Onafhankelijkheid, absoluut en ongelimiteerd, van de genoemde Verenigde Staten, zowel op het gebied van Gouvernement als van Handel.

art. 3.

De twee verdragsluitende partijen zullen ieder voor zich, en op de wijze die zij het meest geschikt achten, alle inspanningen leveren die in hun macht liggen, tegen hun gemeenschappelijke vijand, om het voorgestelde doel te bereiken.

art. 4.

De verdragsluitende partijen komen overeen dat, indien een van hen een bepaalde onderneming vormt waarin de medestand van de ander gewenst kan zijn, de partij wier medestand gewenst is, zich gemakkelijk en te goeder trouw zal verenigen om voor dat doel gezamenlijk op te treden, voor zover de omstandigheden en haar eigen bijzondere situatie dit toelaten; en in dat geval zullen zij in een bijzondere overeenkomst de hoeveelheid en de soort van de te verlenen hulp regelen, alsmede het tijdstip en de wijze waarop deze in werking zal worden gesteld, alsmede de voordelen die de tegenprestatie zullen vormen.

art. 5.

Indien de Verenigde Staten het nodig achten een poging te ondernemen tot vermindering van de Britse macht die in de noordelijke delen van Amerika is overgebleven, of van de eilanden van de Bermuda’s, zullen deze landen of eilanden, in geval van succes, worden geconfedereerd met of afhankelijk worden van de genoemde Verenigde Staten.

art. 6.

De Meest Christelijke Koning doet voor altijd afstand van het bezit van de eilanden van Bermuda’s, alsmede van elk deel van het continent Noord-Amerika dat vóór het verdrag van Parijs in 1763 of krachtens dat verdrag, werd erkend te behoren tot de Kroon van Groot-Brittannië, of tot de verenigde Staten die voorheen Britse Koloniën werden genoemd, of die op dit moment of recentelijk in de macht zijn geweest van de Koning en Kroon van Groot-Brittannië.

art. 7.

Als Zijne Hoogst Christelijke Majesteit het juist acht om een van de eilanden gelegen in de Golf van Mexico, of nabij die Golf, die op dit moment onder de macht van Groot-Brittannië zijn, aan te vallen, zullen alle genoemde eilanden, in geval van succes, aan de Kroon van Frankrijk toebehoren.

art. 8.

Geen van beide partijen zal een wapenstilstand of vrede met Groot-Brittannië sluiten, zonder de formele toestemming van de ander die eerst verkregen is; en zij verbinden zich er wederzijds toe hun wapens niet neer te leggen, totdat de onafhankelijkheid van de verenigde staten formeel of stilzwijgend verzekerd zal zijn door het verdrag of de verdragen die de oorlog zullen beëindigen.

art. 9.

De verdragsluitende partijen verklaren, dat zij vastbesloten zijn elk voor zich de clausules en voorwaarden van het huidige bondgenootschapsverdrag na te komen, overeenkomstig hun eigen macht en omstandigheden, en dat er geen enkele aanspraak op schadeloosstelling van de ene of de andere zijde zal bestaan, ongeacht de afloop van de oorlog.

ART. 10.

De meest Christelijke Koning en de Verenigde Staten, komen overeen om andere Mogendheden, die mogelijk verwondingen van Engeland hebben ontvangen, uit te nodigen of toe te laten om met hen gemene zaak te maken, en toe te treden tot het huidige bondgenootschap, onder zodanige voorwaarden als vrijelijk zullen worden overeengekomen en geregeld tussen alle Partijen.

ART. 11.

De twee partijen garanderen wederzijds vanaf heden en voor altijd, tegen alle andere machten, te weten, de verenigde staten aan zijne meest Christelijke Majesteit de huidige bezittingen van de kroon van Frankrijk in Amerika, alsmede die welke deze kan verwerven door het toekomstige vredesverdrag: en zijne meest Christelijke Majesteit garandeert van zijn kant aan de verenigde staten, hun vrijheid, soevereiniteit en onafhankelijkheid absoluut en onbeperkt, zowel in regeringszaken als in de handel en ook hun bezittingen, en de toevoegingen of veroveringen die hun confederatie tijdens de oorlog mag verkrijgen, van enige van de Dominions nu of voorheen in bezit van Groot-Brittannië in Noord-Amerika, in overeenstemming met de 5e & 6e artikelen hierboven geschreven, het geheel als hun bezittingen zullen worden vastgesteld en verzekerd aan de genoemde Staten op het moment van de beëindiging van hun huidige Oorlog met Engeland.

ART. 12.

Om de zin en de toepassing van het voorgaande artikel nauwkeuriger vast te leggen, verklaren de verdragsluitende partijen, dat in geval van breuk tussen Frankrijk en Engeland, de wederkerige waarborg, verklaard in het genoemde artikel, zijn volle kracht en uitwerking zal hebben op het ogenblik, dat zulk een Oorlog zal uitbreken, en indien zulk een breuk niet zal plaats hebben, zullen de wederkerige verplichtingen van de genoemde waarborg niet aanvangen, dan op het ogenblik, dat de tegenwoordige Oorlog tussen de verenigde Staten en Engeland zal zijn geëindigd, de bezittingen zullen hebben vastgesteld.

ART. 13.

Dit Verdrag zal aan beide zijden worden bekrachtigd en de bekrachtigingen zullen worden uitgewisseld binnen een termijn van zes maanden, eerder indien mogelijk.

Trouwens de respectievelijke gevolmachtigden, te weten van de zijde van de meest Christelijke Koning Conrad Alexander Gerard koninklijk syndicus van de stad Straatsburg & Secretaris van de Raad van State van Zijne Majesteit en van de zijde van de Verenigde Staten Benjamin Franklin Plaatsvervanger bij het Generaal Congres uit de Staat Pensylvania en President van de Conventie van dezelfde Staat, Silas Deane, voorheen Plaatsvervanger van de Staat Connecticut & Arthur Lee, Raadsman in de Rechten, hebben de bovenstaande artikelen zowel in de Franse als in de Engelse taal ondertekend, waarbij zij verklaren dat dit verdrag oorspronkelijk in de Franse taal is opgesteld en gesloten, en hebben hierbij hun zegels aangebracht

Doen te Parijs, de zesde februari, duizend zevenhonderd achtenzeventig.

C. A. GERARD
B FRANKLIN
SILAS DEANE
ARTHUR LEE

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *