Het evangelie van Matteüs en het evangelie van Marcus maken melding van het roepen van de eerste discipelen bij het Meer van Galilea:
Toen Jezus langs het Meer van Galilea liep, zag hij twee broers, Petrus en zijn broer Andreas genaamd. Zij gooiden een net uit in het meer, want zij waren vissers. “Kom, volg Mij,” zei Jezus, “en Ik zal u vissers van mensen maken.” Terstond verlieten zij hun netten en volgden hem.
Het evangelie van Lucas meldt de roep aan het Meer van Galilea ook, maar samen met de eerste wonderbaarlijke trek van vissen. In alle evangelie-verslagen vindt deze episode plaats na de doop van Jezus.
De samenkomst van de discipelen in Johannes 1:35-51 volgt de vele patronen van discipelschap die zich in het Nieuwe Testament voortzetten, in die zin dat degenen die het getuigenis van iemand anders hebben ontvangen, zelf getuigen van Jezus worden. Andreas volgt Jezus op grond van het getuigenis van Johannes de Doper, Filippus brengt Nathanaël mee en het patroon wordt voortgezet in Johannes 4:4-41, waar de Samaritaanse vrouw bij de put aan de stadsbewoners over Jezus getuigt.