Het schepselfragment: 10 Leuke weetjes over de Kakapo

De Kakapo (Strigops habroptilus) is een zeer ongewone papegaai die alleen in Nieuw-Zeeland voorkomt. Zijn Latijnse naam betekent zoiets als “uilengezicht met zachte veren”. Hij bezit inderdaad zeer zachte veren en een opvallende gezichtsschijf van fijne veren, zoals een uil. Hij wordt ook wel uil- of nachtpapegaai genoemd.

Lees verder om kennis te maken met deze charmante vogel, en om te begrijpen waarom Nieuw-Zeelanders een enorme inspanning leveren om hem voor uitsterven te behoeden.

1. Het is ’s werelds enige loopvogel. Kakapoes kunnen niet vliegen. Ze gebruiken hun korte vleugels voor evenwicht en steun in plaats van te flapperen. Hun veren zijn veel zachter dan die van andere vogels omdat ze niet sterk en stijf genoeg hoeven te zijn om te kunnen vliegen.

Bekijk meer

2. Ook al kunnen ze niet vliegen, ze verplaatsen zich wel. De kakapo heeft sterke poten, waardoor hij een uitstekende wandelaar en klimmer is. Op de grond bewegen ze zich voort met een jog-achtige tred. Ze kunnen ook in hoge bomen klimmen en hun vleugels gebruiken om te “parachuteren” naar de bosgrond.

3. Kakapo’s verstijven als ze schrikken. Een van hun verdedigingsmechanismen is verstarren in de hoop op te gaan in de achtergrond als er gevaar dreigt. Dit werkte goed toen hun enige roofdieren adelaars waren die hun zicht gebruiken om te jagen; het is niet zo succesvol met geïntroduceerde zoogdierroofdieren die vertrouwen op hun reukzin om een prooi te vinden.

4. Ze zijn nachtdieren. Kakapo’s slapen overdag in bomen of op de grond en worden pas ’s nachts actief.

5. Ze ruiken lekker. De kakapo heeft een goed ontwikkelde reukzin, wat nuttig is voor zijn nachtelijke levensstijl. Hij heeft ook een muffig-zoete geur. Waarschijnlijk helpt dit de kakapo’s om elkaar in het bos te vinden; helaas helpt het geïntroduceerde roofdieren ook om hen te vinden.

Photo: Dianne Mason, via Flickr. Verspreid onder een CC BY-NC-SA 2.0 licentie.

6. Ze zijn vriendelijk. Zowel de Māori als de vroege Europese kolonisten hielden kakapo’s als huisdier. Zelfs van wilde kakapo’s is bekend dat ze mensen benaderen, erop klimmen en ze aaien. George Edward Grey, de Engelse ornitholoog die de kakapo in 1845 voor het eerst beschreef, schreef eens dat het gedrag van zijn kakapo tegenover hem en zijn vrienden “meer leek op dat van een hond dan op dat van een vogel.”

7. Ze zijn ernstig bedreigd. De problemen met de kakapo’s begonnen met de komst van de Māori kolonisten, en verergerden toen de Europeanen arriveerden. Beide groepen rooiden grote delen van het leefgebied van de kakapo en brachten roofdieren als katten, ratten en hermelijnen met zich mee, waartegen de kakapo geen verweer had. In de jaren ’80 voerde het Nieuw-Zeelandse ministerie van natuurbehoud een herstelplan voor de kakapo uit. Het plan omvatte het bijeenbrengen en verplaatsen van kakapo’s naar roofdiervrije eilanden, het opzetten van aanvullende voederstations voor de vogels, en soms het kunstmatig uitbroeden van eieren en het met de hand grootbrengen van kuikens. De inspanningen hebben het uitsterven van de kakapo’s afgewend, maar ze zijn nog steeds ernstig bedreigd. Begin 2012 waren er nog 126 kakapo’s in het wild.

8. Ze zijn mogelijk een van de langstlevende vogels. Kakapo’s leven in een langzaam tempo. De mannetjes beginnen pas met broeden als ze een jaar of vier zijn, en de vrouwtjes rond de zes jaar. Hun levensverwachting is meer dan 90 jaar.

9. Kakapo’s zijn stevige vogels. In tegenstelling tot andere landvogels kan de kakapo grote hoeveelheden energie opslaan in de vorm van lichaamsvet. Het is de zwaarste papegaai ter wereld: hij is zo’n 15 centimeter groot en weegt tussen de 15 en 15 kilo.

10. Mannetjes maken vrouwtjes het hof met een groepslied en -dans. Tijdens het broedseizoen kunnen mannelijke kakapo’s wel 4 mijl lopen om een speciale arena te bereiken waar ze met elkaar wedijveren om de aandacht van de vrouwtjes. Elk mannetje graaft een kommetje in de grond, vaak in een gebied naast rotswanden of oevers om zijn paringsroep te helpen weerkaatsen. Om vrouwtjes aan te trekken, zenden de mannetjes luide, laagfrequente “booms” uit, die wel 3 mijl ver kunnen gaan. Na 20-30 booms, schakelen ze over op een hoge metalen “ching.” Het gebrom en geklingel kan acht uur per nacht aanhouden, elke nacht gedurende het broedseizoen van 2-4 maanden.

U kunt luisteren naar het gebrom, geklingel en andere geluiden die kakapo’s maken op de website van het Kakapo Recovery Program.

U kunt ook zien hoe een kakapo, Sirocco genaamd, probeert te paren met het hoofd van zoöloog Mark Carwardine, terwijl Stephen Fry toekijkt en lacht.

Referenties en verdere informatie:

The Kakapo Recovery Program

“Kakapo (Strigops habroptila)” (On-line), Arkive. Geraadpleegd op 19 februari 2014 op www.arkive.org/kakapo/strigops-habroptila/.

Sutherland, W. J. 2002. Conservationele biologie: Wetenschap, seks en de Kakapo. Nature 419(6904): 265-266. doi:10.1038/419265a.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *