Als de “koningin van de gospel” zong Mahalia Jackson over de hele wereld en trad met dezelfde passie op bij de presidentiële inauguratie van John F. Kennedy als toen zij zong bij fondsenwerving voor de Afro-Amerikaanse vrijheidsstrijd. Als groot voorvechter van de burgerrechtenbeweging noemde Martin Luther King haar “een zegen voor mij… een zegen voor negers die door hebben geleerd zich niet te schamen voor hun afkomst” (King, 10 januari 1964).
Jackson werd op 26 oktober 1911 in New Orleans geboren. Haar vader had drie banen en haar moeder, een dienstmeisje, stierf toen Jackson nog jong was. Opgegroeid in een vroom Baptistengezin, groeide Jackson op met zingen in koren. Op 16-jarige leeftijd verhuisde ze naar Chicago, waar ze bleef zingen in voordekerken en toerde met een gospelkwintet. Jackson bracht haar eerste album uit in 1934, maar het was haar album uit 1947, “Move on Up a Little Higher,” dat Jackson bekendheid bracht. Van het album werden acht miljoen exemplaren verkocht en Jackson werd al snel een internationale beroemdheid. Ze gaf uitverkochte shows in Carnegie Hall en presenteerde later haar eigen radio- en televisieshows in Chicago.
Toen Jackson al een icoon was, ontmoette ze Ralph Abernathy en King op de National Baptist Convention in 1956. King vroeg later of ze in Montgomery kon optreden voor het voetvolk van de pas succesvolle busboycot. Op 17 mei 1957 zong ze samen met King op de derde verjaardag van de Brown v. Board of Education beslissing, tijdens de Prayer Pilgrimage for Freedom in Washington, D.C. Daarna trad ze vaak op met King, zingend voor zijn toespraken en voor fondsenwervingen van de Southern Christian Leadership Conference (SCLC). In een persbericht van de SCLC uit 1962 schreef King dat Jackson “in tal van programma’s is verschenen die de strijd in het Zuiden hebben geholpen, maar nu heeft ze aangegeven dat ze er op regelmatige basis bij betrokken wil worden” (SCLC, 10 oktober 1962).
Jackson bracht “I Been ‘Buked and I Been Scorned” ten gehore voordat King het podium betrad bij de March on Washington for Jobs and Freedom uit 1963. Later schreef King over zijn dankbaarheid jegens Jackson: “Toen ik opstond om te spreken, was ik al blij. Ik kon het niet helpen om te preken. Miljoenen mensen in het hele land hebben gezegd dat het mijn grootste uur was. Ik weet het niet, maar als dat zo was, dan heb jij, meer dan enig ander persoon, geholpen om het zo te maken” (King, 10 januari 1964).
Jackson zei dat ze hoopte dat haar muziek “wat van de haat en de angst kon afbreken die de blanken en de zwarten in dit land van elkaar scheidt” (Whitman, “Mahalia Jackson”). Naast de inspiratie die haar zang de beweging bood, leverde Jackson ook een financiële bijdrage.