Julienne, allumette, of franse snede, is een culinaire messnede waarbij het voedsel in lange dunne repen wordt gesneden, vergelijkbaar met luciferstokjes. Veel voorkomend zijn wortelen voor wortel julienne, selderij voor céléris remoulade, of aardappelen voor frietjes julienne.
Het afsnijden van de uiteinden van de groente en de randen om er vier rechte zijden van te maken, maakt het makkelijker om een uniforme snede te maken. De afsnijdsels kunnen worden gebruikt voor bouillons, soepen, puree, enz. De afmetingen voor julienne zijn 1-2 mm × 1-2 mm × 4-5 cm (0,04-0,08 in × 0,04-0,08 in × 1,6-2 in). Julienne is meestal van toepassing op groenten die op deze manier worden bereid, maar kan ook worden toegepast op de bereiding van vlees of vis, vooral bij roerbaktechnieken. Eenmaal julienned, 90 graden draaien en in fijne blokjes snijden levert brunoise (3 mm × 3 mm × 3 mm) op.
Het eerste bekende gebruik van de term in gedrukte vorm is in François Massialot’s Le Cuisinier Royal et Bourgeois (editie 1722). De oorsprong van de term is onzeker, maar kan zijn afgeleid van de eigennaam Jules of Julien. Een potage julienne bestaat uit wortelen, bieten, prei, selderij, sla, zuring en kervel, gesneden in reepjes van een halve ligne dik en ongeveer acht of tien lignes lang. De uien worden doormidden gesneden en in dunne plakjes gesneden, zodat er gebogen stukken ontstaan, de sla en zuring worden fijngehakt, in wat een modern recept en chiffonade zou noemen. De wortelgroenten worden kort gesauteerd, daarna wordt alles in bouillon gestoofd en de julienne wordt over een sneetje brood uitgeschept.