Loss of Appetite and Weight Loss
Appetite loss, weight loss en malnutrition worden vaak voorafgaand aan de diagnose waargenomen, en kunnen ontstaan of verergeren door behandeling en/of ziekteprogressie. Hoewel deze symptomen hand in hand kunnen gaan, zijn ondervoeding, gewichtsverlies en verlies van eetlust niet onderling verwisselbaar. Ondanks de associatie met overleving, is de klinische bruikbaarheid van gewichtsverlies zonder de context van het tijdsverloop of het type weefsel dat verloren gaat (b.v. vet, spieren) beperkt. Anorexia is het abnormale verlies van eetlust, dat bij de diagnose bij ten minste 15% van de patiënten optreedt en bij een kwart van de patiënten tijdens de chemotherapie is vastgesteld. Anorexia is een belangrijke voorspeller van symptoomlast en overleving bij kankerpatiënten, in vergelijking met patiënten met alleen gewichtsverlies. Ondervoeding wordt gekenmerkt door een tekort aan belangrijke vitaminen en mineralen, veroorzaakt door een veranderde of verminderde voedselinname en/of een verminderde absorptie. In observationele studies wordt de prevalentie van ondervoeding bij kankerpatiënten op ongeveer 30% geschat en worden reeds bestaande obesitas en primaire kanker in het hoofd-halsgebied of het bovenste deel van het spijsverteringskanaal als risicofactoren genoemd. Veel voorkomende symptomen die van invloed zijn op de voeding, zoals een droge mond, misselijkheid en constipatie, hebben een negatieve invloed op de voedingsstatus, waardoor het risico op ondervoeding toeneemt en ze worden geassocieerd met een lagere kwaliteit van leven bij patiënten die met chemotherapie worden behandeld.
Geschat wordt dat meer dan de helft van de patiënten met kanker in een vergevorderd stadium cachexie ontwikkelt, oftewel een voortdurend verlies van vet- en skeletspiermassa ondanks voedingsondersteuning, wat leidt tot een progressieve functionele stoornis. Diagnostische criteria van spier sarcopenie of gewichtsverlies > 5% (of > 2% bij individuen met een BMI < 20 kg/m2) in de afgelopen 6 maanden werden vastgesteld in een internationale consensus gepubliceerd door Fearon et al. Een tweegroepenmodel dat gebruik maakt van het latere criterium gewichtsverlies werd gevalideerd en toonde een vermogen aan om een onderscheid te maken tussen cachectische en niet-cachectische patiënten op alle domeinen van voedselinname, katabolisme en functie, alsook in overleving. Kankercachexie kan worden ingedeeld aan de hand van BMI en gewichtsverlies. Martin et al. stelden vast dat de prognostische discriminatie van het classificatiesysteem klinisch significant was, met een mediane overleving die varieerde van 4,3 maanden (graad 4) tot 29 maanden (graad 0), ongeacht factoren zoals soort kanker of stadium, leeftijd of prestatiestatus. Secundaire cachexie kan te wijten zijn aan corrigeerbare oorzaken. Patiënten die niet voldoen aan de diagnostische criteria voor cachexie, kunnen worden gedefinieerd als pre-cachexie als ze in de afgelopen 6 maanden onbedoeld gewichtsverlies hebben geleden, anorexie of anorexiegerelateerde symptomen vertonen, en chronische of terugkerende systemische ontstekingsreacties vertonen. Refractaire cachexie wordt waargenomen in terminale stadia van niet-reagerende en procatabole ziekte, waarbij patiënten een slechte prestatiestatus en beperkte levensverwachting hebben.
Cancer cachexie wordt veroorzaakt door een negatieve eiwit- en energiebalans als gevolg van verminderde voedselinname en/of abnormaal metabolisme. Geassocieerde anorexie en verminderde voedselinname in dit syndroom kunnen direct worden gewijzigd door chemosensorische stoornissen, misselijkheid, of verminderde motiliteit van het maagdarmkanaal. Hypercatabolisme kan worden veroorzaakt door tumormetabolisme, systemische ontsteking of neurohormonale veranderingen.
Counseling met een diëtist en gedragsstrategieën (bv. kleine en frequente maaltijden eten, vochtinname tijdens de maaltijd beperken) kunnen helpen om het verlies van eetlust te verlichten, en kunnen worden gericht op specifieke symptomen die van invloed zijn op de voeding (bv. droge mond). Oefeningen die geschikt zijn voor de prestatie- en gezondheidsstatus van de patiënt worden aanbevolen. Patiënten kan worden aangeraden om in de handel verkrijgbare orale voedingssupplementen te gebruiken om de vetvrije lichaamsmassa te vergroten. Bij ondervoede patiënten die niet in staat zijn om adequate orale voeding te krijgen, kan enterale of parenterale voedingsondersteuning geïndiceerd zijn. Bij patiënten met een matige tot ernstige afname van de functionele status kan farmacologische behandeling worden voorgeschreven. Van megestrolacetaat en medroxyprogesteron is aangetoond dat zij de eetlust, voedselopname en gewichtstoename bij patiënten verhogen. Ghreline, een maagpeptidehormoon, kan de zuursecretie en de motiliteit in het maagdarmkanaal bevorderen. Uit een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek is gebleken dat de lichaamsmassa en de armkracht bij patiënten met kanker cachexie verbeteren. Metoclopramide kan worden voorgeschreven om misselijkheid en vroegtijdige verzadiging te verminderen. Corticosteroïden worden gedurende een beperkte periode gebruikt om de eetlust te stimuleren. Meervoudig onverzadigde vetzuren (bv. omega-3-vetzuren, eicosapentaeenzuur) worden in mindere mate gebruikt voor de behandeling van kanker cachexie, maar er is onvoldoende bewijs om de effectiviteit ervan te ondersteunen.