Singh en Singh5 voerden een algemeen overzicht uit van myiasis bij de mens, waarbij zij vaststelden dat het in de meeste gevallen ging om vliegen van de families Calliphoridae en Sarcophagidae, gevolgd door vliegen van de families Oestridae, Muscidae en Psychodidae. De meest aangetaste anatomische gebieden, volgens hun rapport,5 waren de ogen, mond, neus, wond, urogenitaal, enterisch, oor, en anus. Deze casus presenteert een geval van traumatische myiasis veroorzaakt door dipteraanse larven. Wondmyiasis kan het gevolg zijn van facultatieve of obligatoire parasieten, die ontstaan wanneer vliegen oviposeren in necrotische, hemorragische of met pus gevulde laesies. Het is een teken van een verwaarloosde wond waarbij zelfs het kleinste wondje of schaafwondje (zoals veroorzaakt door een tekenbeet) een voldoende aantrekkingsplaats is voor de vrouwelijke vlieg.
Wonen op het platteland, een lage levensstandaard en in de nabijheid van huisdieren zijn risicofactoren voor wondmyiasis.6-8 De patiënt in deze casestudie heeft geen van deze aandoeningen en leeft niet met een psychische stoornis, een comorbide ziekte (bijv. diabetes of perifeer vaatlijden), of een neurovasculaire deficiëntie. Door verwaarlozing van de wondverzorging is echter myiasis ontstaan.
In elk geval van myiasis bestaat de behandeling uit het verwijderen van alle larven, het deprederen van necrotisch weefsel, intensief wassen met een antiseptische oplossing, het gebruik van steriele verbanden en het toedienen van systemische antibiotica voor secundaire bacteriële infecties.4,9 Deze maatregelen werden genomen bij de patiënt in dit verslag en de wond genas zonder dat er een nieuwe infectie optrad. Bovendien wordt intraoperatieve lokale toediening van waterstofperoxide en 0,05% chloorhexidineacetaat aanbevolen; chloroform 15% in olie of ether kan ook nuttig zijn als larvicidaal geneesmiddel, omdat het de larven kan immobiliseren en kan helpen bij het verwijderen.2 Bij het verwijderen van larven mogen geen fragmenten in de wond achterblijven, omdat larve-elementen en vliegeneieren allergeen zijn. Vanwege de talrijke minuscule eitjes is resectie van alle kennelijk geïnfecteerde weefsels vereist.
Omgekeerd worden de larven van de Luciliacuprina of Luciliasericata gebruikt als wondverzorgingsbehandeling. Madentherapie is gebruikt voor de behandeling van decubitus, chronische veneuze ulcera, diabetische ulcera en andere acute en chronische wonden. De larven scheiden proteolytische enzymen af die necrotisch weefsel vloeibaar maken, dat vervolgens wordt opgenomen terwijl gezond weefsel intact wordt gelaten. Deze therapie heeft ook antimicrobiële eigenschappen en stimuleert de wondgenezing.10 De larven kunnen ook worden aangebracht in een geprefabriceerde “biobag” die het aanbrengen en verwisselen van het verband vergemakkelijkt.11 Het grootste nadeel van madentherapie heeft te maken met negatieve percepties over het gebruik ervan bij patiënten en personeel.