Hoe worden Schwannomen en Neurofibrosarcoom behandeld?
Schannonomen behoeven soms geen behandeling als ze geen klachten veroorzaken. Operatie is soms nodig als de tumor op een zenuw drukt en pijn of andere problemen veroorzaakt. De meest gebruikelijke behandeling voor neurofibrosarcomen is om ze met een operatie te verwijderen. Na de operatie wordt vaak bestralingstherapie toegepast om het risico van terugkeer te verkleinen. Een operatie kan echter moeilijk zijn als de tumor zich zeer dicht bij of rondom een belangrijke zenuw bevindt, omdat de chirurg de zenuw kan beschadigen terwijl hij de tumor probeert te verwijderen. Naast een operatie en bestraling kan ook chemotherapie nodig zijn. Als een tumor niet kan worden verwijderd, kan een hoge dosis bestralingstherapie worden gebruikt om de tumor aan te pakken.
Bij neurofibrosarcomen zal de arts de tumor en het weefsel eromheen verwijderen. Chirurgen zullen proberen de tumor te verwijderen zonder te veel van de aangetaste arm of het aangetaste been te beschadigen (dit wordt limb-salvage of limb-sparing surgery genoemd), maar als de tumor niet kan worden verwijderd, moet de arm of het been mogelijk worden geamputeerd. Bestraling en chemotherapie kunnen vóór de operatie plaatsvinden om de tumor te verkleinen zodat deze gemakkelijker kan worden verwijderd, of na de operatie om achtergebleven kankercellen te doden.
Schwannomen komen meestal niet meer terug als ze volledig zijn verwijderd. De prognose na behandeling van neurofibrosarcoom hangt af van de grootte van de tumor, waar deze zich bevindt en hoe ver de tumor is uitgezaaid. De overleving op lange termijn kan van persoon tot persoon verschillen. Het is mogelijk dat de kanker terugkeert, zelfs na een agressieve behandeling.