Griekse Mythologie >> Griekse Goden >>Griekse goden >> Plutus (Ploutos)
Griekse naam
Πλουτος
Vertaal
Ploutos
Latijnse schrijfwijze
Plutus
Vertaal
Goede (ploutos)
PLOUTOS (Plutus) was de god van de rijkdom. In het begin had hij alleen betrekking op landbouwguldens, maar later stond hij voor rijkdom in het algemeen.
Ploutos werd geboren uit de godin Demeter nadat zij met de held Iasion in een driemaal omgeploegd veld had gelegen. De jonge god werd door Zeus verblind zodat hij zonder onderscheid rijkdom zou verdelen en niet de goeden zou bevoordelen.
Ploutos werd gewoonlijk afgebeeld als een jongen met een cornucopia vol graan. In de beeldhouwkunst werd hij afgebeeld als een zuigeling in de armen van Eirene (Irene), godin van de vrede, of Tykhe (Tyche), godin van het geluk.
Ploutos werd nauw vereenzelvigd met Plouton (Pluton), de god Haides in zijn gedaante als heer van de verborgen overvloed van de aarde. Plouton werd ook afgebeeld met een cornucopia in de hand.
FAMILIE VAN PLUTUS
PARENTEN
IASION & DEMETER (Hesiod Theogonie 969, Diodorus Siculus 5.77.1, Hyginus Astronomica 2.4)
DEMETER (Volksliederen Frag 862, Griekse Lyrische Scolia Frag 885)
TYKHE (Aesop Fabels 130)
ENCYCLOPEDIA
PLUTUS (Ploutos), soms ook Pluton genoemd (Aristoph. Plut. 727), de personificatie van rijkdom, wordt beschreven als een zoon van Iasion en Demeter (Hes. Theog. 969, &c.; Hom. Hymn. in Cer. 491, Od. v. 125). Van Zeus wordt gezegd dat hij hem verblindde, opdat hij zijn gunsten niet uitsluitend aan rechtschapen mensen zou schenken, maar opdat hij zijn gaven blindelings en zonder aanzien des persoons zou verdelen (Aristoph. Plut. 90; Schol. ad Theocrit. x. 19). Te Thebe stond een beeld van Tyche, te Athene een van Eirene, en te Thespiae een van Athena Ergane; en in elk van deze gevallen werd Plutus voorgesteld als het kind van deze godheden, waarmee symbolisch de bronnen van rijkdom werden uitgedrukt (Paus. ix. 16. § 1, 26. § 5). Hyginus (Poet. Astr. ii. 4) noemt hem de broer van Philomelus. Hij schijnt gewoonlijk te zijn voorgesteld als een jongen met een Cornucopia. (Hirt, Mythol. Bilderb. ii. p. 105, &c.)
Bron: Dictionary of Greek and Roman Biography and Mythology.
ALTERNATE NAMEN
Griekse naam
Ενιατος
Vertaalswijze
Eniatos
Latijnse spelling
Eniatus
Vertaling
Jaar, Jaarcyclus
CLASSIEKE LITERATUUR QUOTES
Hesiod, Theogonie 969 e.v. (trans. Evelyn-White) (Grieks epos C8e of C7e v. Chr.
“Demeter, stralende godin, werd in zoete liefde verenigd met de held Iasion in een driemaal geploegde braak in het rijke land van Krete (Kreta), en baarde Ploutos (Plutus), een vriendelijke god die overal over land en de wijde rug van de zee gaat, en wie hem vindt en in wiens handen hij komt, maakt hij rijk en schenkt hem grote rijkdom.”
Homer’s Epigrams 15 (trans. Evelyn-White) (Grieks epos C8e of C7e v. Chr.) :
“Open uit uzelf, gij deuren, want de machtige Ploutos (Rijkdom) zal binnenkomen, en met Ploutos komt de vrolijke Euphrosyne (Vrolijkheid) en de zachte Eirene (Irene, Vrede).”
Homerische Hymne 2 aan Demeter 484 e.v. (trans. Evelyn-White) (Grieks epos C7e of 6e v. Chr.):
“Gezegend is hij onder de mensen op aarde, die zij vrijelijk beminnen; spoedig zenden zij Ploutos (Plutus) als gast naar zijn grote huis, Ploutos die de sterfelijke mens rijkdom schenkt.”
Theognis, Fragment 1. 523 (trans. Gerber, Vol. Greek Elegiac) (Griekse elegie C6e v. Chr.) :
“Niet voor niets, Ploutos (Plutus, Rijkdom), eren stervelingen jou het meest van allen, want je verdraagt gemakkelijk onbescheidenheid.”
Anacreontea, Fragment 36 (trans. Campbell, Vol. Greek Lyric III) (Griekse lyriek C5e tot 4e v. Chr.) :
“Als Ploutos (Plutus, Rijkdom) de stervelingen het leven bood voor goud, dan zou ik volharden in het oppotten ervan, zodat als Thanatos (Thanatus, Dood) zou komen hij er wat van zou kunnen nemen en overgaan.”
Timocreon, Fragment 731 (trans. Campbell, Vol. Greek Lyric IV) (Griekse lyriek C5e v. Chr.) :
“Blinde Ploutos (Plutus), was je maar noch te land noch ter zee noch op het vasteland verschenen, maar had je maar in Tartaros en Akheron (Acheron) gewoond; want dankzij jou hebben de mensen alle kwaden altijd.”
Griekse Lyriek V Volksliederen, Frag 862 (uit Hippolytus, Weerlegging van alle ketterijen) (trans. Campbell, Vol. Griekse Lyriek IV) (Griekse lyriek v. Chr.) :
“De Hierophant zelf , niet gecastreerd zoals Attis maar impotent gemaakt door dollekervel en verwijderd van vleselijke voortplanting, verrichtte ’s nachts de grote geheime mysteriën in Eleusis bij het licht van een groot vuur en schreeuwde luidkeels de woorden: ‘Onze Lieve Vrouw heeft een heilige Zoon gebaard , Brimo Brimos.
Griekse Lyriek V Scolia, fragment 885 (trans. Campbell, Vol. Greek Lyric V) (Griekse lyriek v. Chr.) :
“Ik zing van de moeder van Ploutos (Plutus, Rijkdom), Demeter Olympia, in de guirlande-dragende tijd, en van jou, Persephone, kind van Zeus: gegroet, beiden! Verzorg de stad goed.”
Aesop, Fabels 130 (uit Chambry & Phaedrus 4. 12) (trans. Gibbs) (Griekse fabel C6e v. Chr.) :
“Herakles (Herakles) en Ploutos (Plutus, Rijkdom). Rijkdom wordt terecht gehaat door moedige mannen, want een geldkist maakt een einde aan eerlijk verkeer in lofprijzingen. Dankzij zijn uitstekende kwaliteiten kreeg Herakles een plaats in de hemel. Hij groette de goden die hem kwamen feliciteren, de een na de ander, maar toen Ploutos (Rijkdom), de zoon van Tykhe (Tyche, Fortuin), hem benaderde, wendde Herakles zijn ogen af. Vader Zeus vroeg hem waarom hij dat deed. Herakles antwoordde: “Ik haat de god van de rijkdom omdat hij een vriend is van de goddelozen, terwijl hij ook de hele wereld bederft door zijn geld rond te smijten.””
Aristophanes, Vogels 280 e.v. (trans. O’Neill) (Griekse komedie C5e tot 4e v. Chr.) :
“
Vrouw Heraut : Stilte! Stilte! Bid tot de Thesmophorai, Demeter en Koura (Kern); bid tot Ploutos (Plutus), Kalligeneia (Calligenia), Kourotrophos (Corotrophus) , Ge (Gaea, de Aarde), Hermes en de Kharites (Charites, Gratiën), dat alles ten goede moge geschieden op deze bijeenkomst, zowel voor het grootste voordeel van Athene als voor ons eigen persoonlijk geluk! Moge haar de onderscheiding worden toegekend die zij, door daden en woorden, van het Atheense volk en van de vrouwen het meest heeft verdiend! Richt deze gebeden tot de hemel en eis geluk voor uzelf. Io Paean! Io Paean! Laten wij ons verheugen!”
Aristophanes, Plutus 40 & 230 e.v. :
“
Khremylos (Chremylus) : De god beval mij in duidelijke bewoordingen de eerste man die ik bij het verlaten van de tempel zou ontmoeten, te volgen en hem over te halen mij naar huis te begeleiden.
Kario (Cario): En wie was de eerste die je ontmoette? hremylos: Deze blinde man…
Khremylos: Als deze blinde ons zou vertellen wie hij is en waarom en met welk doel hij ons hierheen heeft geleid, zouden we ongetwijfeld begrijpen wat ons orakel werkelijk betekent …
Ploutos: Maar als u te weten komt wie ik ben, weet ik heel goed dat u mij zult misbruiken en weer laten gaan.
Khremylos: Ik roep de goden ten getuige dat u niets te vrezen hebt als u maar spreekt.
Ploutos: : Welnu, maak me eerst los.
Khremylos: Zo, we hebben u bevrijd.
Ploutos: Luister dan, want ik moet onthullen wat ik geheim wilde houden. Ik ben Ploutos.
Kario : O, jij ellendige schavuit! Jij Ploutos al die tijd, en je hebt het nooit gezegd.
Khremylos : Jij, Ploutos, en in deze zielige gedaante! O, Phoibos Apollon (Phoebus Apollo)! O, gij goden van hemel en hel! O, Zeus! Is het echt en waarachtig zoals u zegt? Ja.
Khremylos: Ploutos’ eigen ik? Zijn eigen ik en niemand anders.
Khremylos : Maar vertel eens, hoe komt het dat je zo smerig bent? Ik heb zojuist het huis van Patrokles (Patrocles) verlaten, die sinds zijn geboorte geen bad meer heeft gehad.
Khremylos : Maar uw gebrekkigheid ; hoe is dat gekomen? Zeg het mij.
Ploutos : Zeus heeft mij die toegebracht, vanwege zijn jaloezie op de mensheid. Toen ik jong was, dreigde ik hem, dat ik alleen zou gaan tot de rechtvaardigen, de wijzen, de mannen van geordend leven; om te voorkomen dat ik deze zou onderscheiden, sloeg hij mij met blindheid’ zozeer benijdt hij de goeden!
Khremylos : En toch zijn het alleen de oprechten en rechtvaardigen die hem eren.
Ploutos : Helemaal waar.
Khremylos : Daarom, als u ooit uw gezichtsvermogen terugkreeg, zou u de goddelozen mijden?
Ploutos : Ongetwijfeld.
Khremylos : Zou u de goeden opzoeken?
Ploutos : Zeker weten. Het is heel lang geleden dat ik ze gezien heb.
Kario (tot het publiek) : Dat is niet verwonderlijk. Ik, die helder zie, zie er niet één.
Ploutos : Laat mij u nu verlaten, want ik heb u alles verteld.
Khremylos : Nee, zeker niet! Wij zullen ons sneller dan ooit aan u vasthechten.
Ploutos : Heb ik u niet gezegd, dat u mij zou plagen.
Khremylos : O! Ik bezweer u, geloof wat ik zeg en verlaat mij niet; want u zult tevergeefs zoeken naar een eerlijker man dan ik.
Kario : Er is maar één man waardiger; en dat ben ik.
Ploutos : Allen praten zo, maar zodra zij mijn gunsten verwerven en rijk worden, kent hun boosaardigheid geen grenzen.
Khremylos : En toch zijn niet alle mensen goddeloos.
Ploutos : Alle. Er is geen uitzondering.
Kario : Voor die mening zul je boeten.
Khremylos : Luister naar het geluk dat je te wachten staat, als je bij ons blijft. Ik heb hoop, ja, ik heb goede hoop met de hulp van de God om u van die blindheid te verlossen, in feite om uw zicht te herstellen.
Ploutos : Doe dat niet, want ik wil het niet terugkrijgen.
Khremylos : Wat zeg je daar? Kario: Deze kerel omhelst zijn eigen ellende: Als je gek genoeg was om mij te genezen, en Zeus hoorde ervan, dan zou hij mij overstelpen met zijn woede.
Khremylos : En doet hij dat nu niet door u uw dwalende weg te laten zoeken? Ik weet het niet; maar ik ben vreselijk bang voor hem.
Khremylos : Inderdaad? Ah! Jij bent de grootste poltroon van alle goden! Zeus met zijn troon en zijn bliksemschichten zou nog geen obolus waard zijn als u uw gezichtsvermogen terugkreeg, al was het maar voor enkele ogenblikken.
Ploutos : Onbeschaamde man, praat niet zo.
Khremylos : Vrees niets! Ik zal u bewijzen dat u veel machtiger en krachtiger bent dan hij ….
Khremylos : Wat jou betreft, Plutus, de voortreffelijkste van alle goden, kom met mij mee naar binnen; dit is het huis dat je vandaag met rijkdom moet vullen, op een eerlijke manier of op een gemene manier.
Ploutos : Ik hou er helemaal niet van om op deze manier andermans huis binnen te gaan; ik heb er nog nooit iets goeds aan gehad. Als ik in het huis van een vrek kwam, zou hij me meteen diep onder de grond begraven; als een eerlijke kerel van zijn vrienden hem om het kleinste muntje kwam vragen, zou hij ontkennen me ooit gezien te hebben. Als ik dan naar het huis van een dwaas zou gaan, zou hij me in mootjes hakken en wokken, en zeer spoedig zou ik geheel ontdaan en buiten de deur geworpen worden.
Khremylos : Dat komt omdat u nooit een man hebt ontmoet die de twee uitersten wist te vermijden; gematigdheid is het sterke punt in mijn karakter. Ik houd evenveel van sparen als ieder ander, en ik weet hoe ik moet uitgeven, als het nodig is. Maar laten we naar binnen gaan; ik wil u bekend maken aan mijn vrouw en aan mijn enige zoon, van wie ik na u het meest houd.
Ploutos : Daar ben ik heel zeker van.”
Aristophanes, Plutus 410 ff :
“Khremylos: Maar ik heb de zaak goed overdacht, en het beste is om Ploutos (Plutus) in de tempel van Asklepios (Asclepius) te laten liggen.
Blepsidemos : Dat is zonder twijfel het allerbeste. Haast u en leid hem weg naar de tempel ….
(Ze zijn net weg als Penia (Godin van de Armoede) binnen komt rennen; ze is een toonbeeld van smerigheid en de twee mannen deinzen vol afschuw terug.)
Penia : Onwijze, perverse, onheilige mannen! Wat durven jullie te doen, zielige, ellendige (kakodaimones) stervelingen? Waarheen vliegen jullie? Stop! Ik beveel het! Vlepsidemos: O, grote goden! Mijn arm zal jullie vernietigen, schandelijke wezens! Zo’n poging is ondraaglijk. Noch mens, noch god heeft ooit zoiets gewaagd. Jullie zullen sterven. . . Ik ben Penia (godin van de armoede), die zovele jaren met u heeft geleefd . . .
Khremylos : Ploutos zal haar dreigementen zonder hulp overwinnen. Penia: Durven jullie te antwoorden, jullie schurken, jullie die op heterdaad betrapt zijn op de gruwelijkste misdaad? Wat u betreft, vervloekte jade, u achtervolgt mij met uw misbruik, hoewel ik u nooit het minste kwaad heb gedaan.
Penia : Denkt u dat het mij geen kwaad doet Ploutos (Rijkdom) zijn ogen weer te laten gebruiken?
Khremylos : Doet dit u kwaad, dat wij alle mensen zegen geven?
Penia : En wat denkt u dat hun geluk zal verzekeren?
Khremylos : Om te beginnen zullen wij u uit Griekenland verdrijven. Fenia : Mij verdrijven? Kunt u de mensheid een groter kwaad doen? . . .
Khremylos : Het is juist dat de goeden gelukkig zijn, dat de goddelozen en de goddelozen daarentegen ellendig zijn; dat is een waarheid, geloof ik, die niemand zal betwisten. Het realiseren van deze toestand is een even groot als nobel en in alle opzichten nuttig voorstel, en we hebben een middel gevonden om het doel van onze wensen te bereiken. Als Ploutos zijn gezichtsvermogen terugkrijgt en ophoudt ongezien en willekeurig rond te dwalen, zal hij de rechtvaardigen gaan zoeken en hen nooit meer verlaten; hij zal de perverselingen en goddelozen mijden; zo zullen alle mensen, dankzij hem, eerlijk, rijk en vroom worden. Is er iets beters denkbaar voor het algemeen welzijn?
Blepsidemos : Met zekerheid, nee! Daarvan ben ik getuige. Het is niet eens nodig dat zij antwoordt.
Khremylos : Lijkt het niet dat alles in de wereld extravagantie is, of liever waanzin, als je ziet hoe het gaat? Een menigte schurken geniet van zegeningen, die zij door louter onrechtvaardigheid gewonnen hebben, terwijl eerlijker lieden ellendig zijn, van honger omkomen en hun hele leven met u doorbrengen. Als Ploutos nu weer helderziend zou worden en Penia (Armoede) zou verdrijven, zou dat de grootst mogelijke zegen zijn voor het menselijk geslacht.
Penia : Hier zijn twee oude mannen, wier hersenen gemakkelijk in verwarring te brengen zijn, die elkaar naar hartelust helpen met het uitkramen van onzin en gewauwel. Maar als uw wensen werden gerealiseerd, zou uw winst groot zijn! Laat Ploutos zijn gezichtsvermogen terugkrijgen en zijn gunsten gelijkelijk onder allen verdelen, en niemand zal nog handel of kunst beoefenen; alle gezwoeg zou weg zijn. Wie zou ijzer willen hameren, schepen bouwen, naaien, draaien, leer snijden, bakstenen bakken, linnen bleken, huiden looien, of de grond van de aarde met de ploeg bewerken en de gaven van Demeter oogsten, als hij in ledigheid en vrij van al dit werk zou kunnen leven?
…
Khremylos : Dus die heks is eindelijk weg! Maar laten we ons haasten om Ploutos naar bed te brengen in de tempel van Asklepios (Asclepius)… Kario, breng de dekens en alles wat ik klaar heb liggen uit het huis; laten we de god naar de tempel brengen, en er daarbij op letten alle juiste riten in acht te nemen.
(Kario komt het huis uit met een bundel onder de ene arm en leidt Ploutos met de andere. Khremylos en Blepsidemos voegen zich bij hem en alle vier vertrekken ze). . . .
Leider van het koor : Mijn beste kerel, wat is er met je vrienden gebeurd? U lijkt de brenger van goed nieuws.
Kario : Wat een vreugde voor mijn meester en nog meer voor Ploutos! De god heeft zijn gezichtsvermogen teruggekregen; zijn ogen schitteren met de grootste schittering, dankzij de welwillende zorg van Asklepios.
Koorleider : O! wat een vreugdekreten! O! wat een kreten van blijdschap.
Kario : Ja! Men is gedwongen zich te verheugen, of men wil of niet.
Koorleider : Ik zal met klinkende stem zingen ter ere van Asklepios, de zoon van de roemrijke Zeus; hij is de weldadige ster die de mensen aanbidden ….
Kario : Toen wij met onze patiënt, die toen zo ongelukkig was, maar nu op het toppunt van geluk, van zegen, in de buurt van de tempel waren aangekomen, hebben wij hem eerst naar de zee gevoerd om hem te reinigen.
Vrouw : Ach, wat een bijzonder genoegen voor een oude man om zich in het koude zeewater te baden!
Kario (op de wijze van de tragische boodschapper) : Toen zijn wij naar de tempel van de god gegaan. Toen de hosties en de verschillende offergaven op het altaar waren gewijd en de koek van tarwemeel aan de verslindende Hephaistos (Hephaestus) was overhandigd, legden wij Ploutos op een bank volgens de rite, en ieder van ons bereidde zich een bed van bladeren …
Vrouw: En is de god niet gekomen?
Kario: Hij heeft niet getreuzeld . . . Hij kwam en nam plaats aan het hoofdeinde van Ploutos’ bed, nam een volkomen schone lap en veegde zijn oogleden af; Panakeia (Panacea, Geneesheer) bedekte zijn hoofd en gezicht met een purperen doek, terwijl de god floot, en twee enorme slangen uit het heiligdom kwamen aangesneld.
Vrouw : Grote goden!
Kario : Zij gleden zachtjes onder de purperen doek en likten, voor zover ik kon beoordelen, de oogleden van de patiënt; want in minder tijd dan zelfs u, meesteres, nodig hebt om tien bekers wijn leeg te drinken, stond Ploutos op; hij kon zien. Ik klapte van vreugde in mijn handen en wekte mijn meester, en de god verdween terstond met de slangen in het heiligdom. Wat hen betreft, die bij Ploutos lagen, je kunt je voorstellen dat zij hem teder omhelsden. De dageraad brak aan en niet één van hen had een oog dichtgedaan. Wat mijzelf betreft, ik hield niet op de god te danken die Ploutos zo snel zijn gezichtsvermogen had teruggegeven en Neoklides (Neoclides) blinder had gemaakt dan ooit.
Vrouw : O, gij grote Asklepios! Hoe machtig is uw macht! (Tot Kario) Maar zeg mij, waar is Ploutos nu?
Kario : Hij nadert, begeleid door een immense menigte. De rijken, wier rijkdommen slecht zijn vergaard, fronsen hun wenkbrauwen en schieten hem hatelijke blikken toe, terwijl het rechtvaardige volk, dat een ellendig bestaan leidde, hem omhelst en zijn hand vastpakt in de vervoering van hun vreugde; zij volgen in zijn kielzog, hun hoofden omkranst met slingers, lachend en hun verlosser zegenend; de oude mannen laten de aarde weerklinken als zij samen de maat lopen. Komt allen, allen, tot het allerkleinste toe, danst, springt en vormt u tot een koor; niet langer loopt gij het risico, dat men u zegt, wanneer gij naar huis gaat. ‘Er zit geen maaltijd in de tas.’
Vrouw : En ik, bij Hekate (Hecate)! Ik zal u een krans van koeken rijgen voor de goede tijding, die gij mij gebracht hebt.
Kario : Haast u, haast u dan; onze vrienden zijn nabij.
Vrouw : Ik zal naar binnen gaan om welkomstgeschenken te halen, om deze ogen te vieren, die zojuist geopend zijn.(Zij gaat het huis weer binnen.)
Kario : Intussen ga ik heen om hen te ontmoeten.
Ploutos : Ik aanbid u, o goddelijke zon, en u begroet ik, gij stad, de geliefde van Pallas; wees welkom, gij land van Kekrops (Cecrops), dat mij heeft ontvangen. Helaas, met wat voor soort mensen ben ik omgegaan! Ik schaam me als ik er aan denk. Aan de andere kant schuwde ik hen die mijn vriendschap verdienden; ik kende noch de ondeugden van de een, noch de deugden van de ander. Een tweevoudige vergissing, en in beide gevallen even fataal! Ah! Wat een ongeluk was van mij! Maar ik wil alles veranderen; en in de toekomst wil ik aan de mensheid bewijzen dat, als ik aan de goddelozen gaf, het tegen mijn wil was.”
Plato, Wetten 631c (trans. Lamb) (Grieks filosoof C4e v. Chr.) :
” Rijkdom–geen blinde god Ploutos (Rijkdom), maar scherp van gezicht, mits hij wijsheid als metgezel heeft.”
Pseudo-Apollodorus, Bibliotheca 3. 138 (trans. Aldrich) (Griekse mythograaf C2e n.Chr.) :
“Nu had Iasion lust voor Demeter en werd door een bliksemstraal getroffen toen hij op het punt stond haar aan te vallen.”
Diodorus Siculus, Bibliotheek der Geschiedenis 5. 48. 2 (trans. Oldfather) (Griekse geschiedschrijver C1e v. Chr.) :
“Demeter, verliefd geworden op Iasion, schonk hem de vrucht van het koren …. Uit Iasion en Demeter werd, volgens het verhaal dat de mythen vertellen, Ploutos (Plutus, Rijkdom) geboren, maar de verwijzing is in feite naar de rijkdom van het koren, die aan Iasion werd geschonken vanwege Demeter’s omgang met hem ten tijde van het huwelijk van Harmonia.”
Diodorus Siculus, Bibliotheek van de Geschiedenis 5. 77. 1 :
“Ploutos (Plutus), zo wordt ons verteld, werd geboren in Kretan (Kretenzisch) Tripolos uit Demeter en Iasion, en er is een dubbele verklaring van zijn afkomst. Want sommigen zeggen dat de aarde, toen zij eenmaal door Iasion was ingezaaid en op de juiste wijze was bewerkt, zo’n overvloed aan vruchten voortbracht dat degenen die dit zagen een speciale naam gaven aan de overvloed van vruchten wanneer zij verschenen en zij noemden het ploutos (rijkdom); bijgevolg is het onder latere generaties traditie geworden om te zeggen dat mensen die meer hebben verworven dan zij eigenlijk nodig hebben, ploutos hebben. Maar sommigen vertellen de mythe dat Demeter en Iasion een zoon kregen die zij Ploutos noemden, en dat hij de eerste was die ijver inbracht in het leven van de mens en het verwerven en bewaren van bezit, omdat alle mensen tot dan toe nalatig waren geweest in het vergaren en zorgvuldig bewaren van enig bezit.”
Pausanias, Beschrijving van Griekenland 1. 7. 2 (trans. Jones). 7. 2 (trans. Jones) (Grieks reisverslag C2e eeuw n. Chr.) :
“Na de beelden van de eponymoi komen beelden van goden, Amphiaraus, en Eirene (Irene, Vrede) die de jongen Ploutos (Plutus, Rijkdom) dragen.”
Pausanias, Beschrijving van Griekenland 9. 16. 2 :
” is een heiligdom van Tykhe (Tyche, Fortuin), die het kind Ploutos (Plutus, Rijkdom) draagt. Volgens de Thebanen zijn de handen en het gezicht van het beeld gemaakt door Zenophon de Athener, de rest door Kallistonikos (Callistonicus), een inwoner. Het was een slim idee van deze kunstenaars om Ploutos in de armen van Tykhe te plaatsen, en zo te suggereren dat zij zijn moeder of verzorgster is. Even knap was het idee van Kephisodotos (Cephisodotus), die voor de Atheners de beeltenis van Eirene (Irene, Vrede) maakte met Ploutos (Rijkdom) in haar armen.”
Pausanias, Beschrijving van Griekenland 9. 26. 8 :
“beeld van Tykhe (Tyche, Fortuin), en op een andere plaats dat van Hygeia (Gezondheid) … . Maar de Athene Ergane (Arbeider), evenals die van Ploutos (Plutus, Rijkdom), die naast haar staat, werden gemaakt door … ((lacune))”
Philostratus de Oudere, Imagines 2. 27 (trans. Fairbanks) (Griekse retoricus C3rd A.D.) :
“Want de Rhodiërs, zo wordt ons verteld, stroomden goud uit de hemel naar beneden en vulden hun huizen en hun smalle straten, toen Zeus een wolk over hen liet breken, omdat ook zij acht gaven op Athena . De godheid Ploutos (Plutus, Rijkdom) staat ook op hun acropolis, en hij wordt afgebeeld als een gevleugeld wezen dat uit de wolken is neergedaald, en als goud vanwege de substantie waarin hij openbaar is geworden. Bovendien wordt hij afgebeeld als hebbende zijn gezichtsvermogen; want met vastgesteld doel is hij tot hen gekomen.”
Pseudo-Hyginus, Astronomica 2. 4 (trans. Grant) (Romeinse mythograaf C2e n.Chr.) :
“Hermippus, die over de sterren schreef, zegt dat Ceres bij Iasion lag, zoon van Thuscus. Velen zijn het met Homerus eens dat hij hiervoor met een bliksemschicht werd getroffen. Uit hen werden, zoals Petellides, Kretenzische historieschrijver, aantoont, twee zonen geboren, Philomelus en Plutus, die nooit op goede voet stonden, want Plutus, die rijker was, gaf niets van zijn rijkdom aan zijn broer. Philomelus echter, uit noodzaak gedwongen, kocht twee ossen met wat hij had, en werd de uitvinder van de wagen. Zo onderhield hij zichzelf door het land te ploegen en te bewerken. Zijn moeder, die zijn uitvinding bewonderde, stelde hem voor ploeterend tussen de sterren, en noemde hem Bootes.”
Nonnus, Dionysiaca 11. 390 (trans. Rouse) (Grieks epos C5e A.D.) :
” omhelsde Iasion als bruidegom met haar vruchtbare arm.”
ANCIENTE GROEKSE & ROMAN ART
K26.1 Plutus & Demeter
Apulian Red Figure Vase C4th B.C.
S17.1 Irene & Kind Plutus
Grieks-Romeins marmeren beeld v.Chr.
S18.1 Tyche & Kind Plutus
Grieks-Romeins marmeren beeld na Chr.
Bronnen
Grieks
- Hesiod, Theogonie – Grieks Epiek C8e – 7e v. Chr.
- De Homerische Hymnen – Grieks Epiek C8e – 4e v. Chr.C.
- Homerica, Homerus’ Epigrammen – Griekse Epiek C8e – 7e v. Chr.
- Aesop, Fabels – Griekse Fabels C6e v. Chr.
- Griekse Lyriek II Anacreontea, Fragmenten – Griekse Lyriek C5e – 4e v. Chr.
- Griekse Elegaïsche Theognis, Fragmenten – Griekse Elegaïsche C6e B.C.
- Aristophanes, Plutus – Griekse Komedie C5e – 4e B.C.
- Aristophanes, Thesmophoriazusae – Griekse Komedie C5e – 4e B.C.
- Plato, Wetten – Griekse Filosofie C4e v. Chr.
- Apollodorus, De Bibliotheek – Griekse Mythografie C2e n. Chr.
- Diodorus Siculus, De Bibliotheek der Geschiedenis – Griekse Geschiedenis C1e v. Chr.
- Pausanias, Beschrijving van Griekenland – Grieks reisverslag C2e n. Chr.D.
- Philostratus de Oudere, Imagines – Griekse Retorica C3e A.D.
- Nonnus, Dionysiaca – Grieks Epos C5e A.D.
Griekse Lyriek V Volksliederen, Fragmenten – Griekse Lyriek v. Chr.C.
ROMAN
- Hyginus, Fabulae – Latijnse Mythografie C2e A.D.