Romeins recht

Geschriftelijk en ongeschreven recht

De Romeinen verdeelden hun recht in jus scriptum (geschreven recht) en jus non scriptum (ongeschreven recht). Met “ongeschreven recht” bedoelden ze gewoonte; met “geschreven recht” bedoelden ze niet alleen de wetten afgeleid van wetgeving, maar, letterlijk, wetten gebaseerd op elke geschreven bron.

Er waren verschillende soorten geschreven recht, waarvan de eerste bestond uit leges (enkelvoud lex), oftewel uitspraken van een van de vergaderingen van het gehele Romeinse volk. Hoewel de rijkere klassen, of patriciërs, deze vergaderingen domineerden, had het gewone volk, of plebejers, hun eigen raad waarin zij resoluties uitvaardigden, plebiscita genaamd. Pas na de invoering van de Lex Hortensia in 287 v. Chr. werden plebiscita echter bindend voor alle klassen van burgers; daarna werden plebiscita samen met andere verordeningen over het algemeen leges genoemd. In het algemeen was wetgeving alleen tijdens de republiek een bron van recht. Toen Augustus Caesar in 31 v. Chr. het keizerrijk vestigde, hielden de volksvergaderingen niet onmiddellijk op te functioneren, maar hun instemming met een voorstel werd slechts een formele bekrachtiging van de wensen van de keizer. De laatst bekende lex werd aangenomen tijdens het bewind van Nerva (96-98 ce).

Augustus van Prima Porta
Augustus van Prima Porta

Augustus van Prima Porta, marmeren standbeeld, ca. 20 v.Chr.; in de Vaticaanse Musea, Vaticaanstad.

Photos.com/Jupiterimages

De vroegste en belangrijkste wetgeving, of leges, was de Twaalf Tafelen, uitgevaardigd in 451-450 v.Chr. tijdens de strijd van de plebejers voor politieke gelijkheid. Het was een poging om een geschreven en openbare code te verkrijgen die de patricische magistraten niet naar believen konden wijzigen tegen plebejische procesvoerders. Er is weinig bekend over de feitelijke inhoud van de Twaalf Tafelen; de tekst van de code is niet bewaard gebleven en er zijn slechts enkele fragmenten overgebleven, verzameld uit zinspelingen en citaten in het werk van auteurs als Cicero. Uit de fragmenten blijkt dat talrijke zaken werden behandeld, waaronder familierecht, delict (onrechtmatige daad, of overtreding tegen de wet), en gerechtelijke procedure.

plebeian: Wet van de Twaalf Tafelen
plebeian: Wet van de Twaalf Tafelen

De onthulling van de Twaalf Tafelen, een verzameling Romeinse wetten die werden geschreven op aandringen van de plebejers, 450 v. Chr.

Historia/.com

Een tweede soort geschreven wetten bestond uit de edicta (edicten), of proclamaties die door een hogere magistraat (praetor) over juridische zaken werden uitgevaardigd. Het ambt van praetor werd in 367 v. Chr. ingesteld om het zich uitbreidende juridische werk met betrekking tot burgers over te nemen; later werd een aparte praetor in het leven geroepen om buitenlanders te behandelen. Bij zijn ambtsaanvaarding vaardigde een praetor een edict uit dat in feite het programma was voor zijn ambtsjaar. De curule aediles, de magistraten die verantwoordelijk waren voor de zorg voor en het toezicht op de markten, vaardigden ook edicten uit. In de latere stadia van de republiek werden deze edicten van de praetor en de magistratuur een instrument van juridische hervorming, en de leges waren niet langer een belangrijke bron van privaatrecht.

Het Romeinse systeem van procesrecht gaf de magistraat grote bevoegdheden om rechtsmiddelen toe te staan of te weigeren, en ook om te bepalen welke vorm deze rechtsmiddelen moesten aannemen. Het resultaat van dit magistratelijk systeem was de ontwikkeling van het jus honorarium, een nieuw corpus van regels dat naast het burgerlijk recht bestond en dit vaak overvleugelde. De edicta bleven een bron van recht tot ongeveer 131 ce, toen keizer Hadrianus opdracht gaf ze te reorganiseren en te consolideren en verklaarde dat de resulterende reeks wetten niet gewijzigd kon worden, behalve door de keizer zelf.

Hadrianus
Hadrianus

Witmarmeren beeld van de Romeinse keizer Hadrianus, afkomstig van een opgraving in Sagalassos in het zuidwesten van Turkije.

Marc Waelkens/Sagalassos Archaeological Research Project

Een derde vorm van geschreven wetgeving was de senatus consulta, of resoluties van de Romeinse senaat. Hoewel deze suggesties aan verschillende magistraten tijdens de republiek geen wetgevende kracht hadden, konden ze wel kracht worden bijgezet door de edicten van de magistraten. In het begin van het keizerrijk, toen de macht van de vergaderingen afnam en de positie van de keizer toenam, werden de senatus consulta resoluties die de voorstellen van de keizer bekrachtigden. Naarmate de goedkeuring door de senaat meer en meer automatisch werd, werden de voorstellen van de keizer het ware machtsinstrument. De keizers legden dan ook niet langer voorstellen voor aan de senaat en niet lang na het begin van de keizertijd kwam er een einde aan de praktijk om wetten te maken via de senaat.

Een vierde soort geschreven wet bestond uit de constitutiones principum, die in feite uitdrukkingen waren van de wetgevende macht van de keizer. In het midden van de 2e eeuw was de keizer in wezen de enige schepper van de wet. De belangrijkste vormen van keizerlijke wetgeving waren edicten of proclamaties; instructies aan ondergeschikten, met name provinciale gouverneurs; schriftelijke antwoorden aan ambtenaren of anderen die de keizer raadpleegden; en beslissingen van de keizer in zijn hoedanigheid van rechter.

De laatste vorm van geschreven recht was de responsa prudentium, of antwoorden op juridische vragen die door geleerde juristen werden gegeven aan degenen die hen raadpleegden. Hoewel het geschreven en ongeschreven recht oorspronkelijk een nogal geheimzinnig monopolie was van het college van pontiffs, of priesters, had zich in het begin van de 3e eeuw v. Chr. een herkenbare klasse van juridische adviseurs ontwikkeld, juris consulti of prudentes. Deze juristen waren geen beroepsbeoefenaars, maar mannen van stand die populariteit en vooruitgang in hun openbare carrière nastreefden door gratis juridisch advies te geven. Zij interpreteerden wetten en wetsartikelen, vooral ongeschreven recht, adviseerden de praetor over de inhoud van zijn edict, en stonden partijen en rechters bij in rechtszaken. Augustus machtigde bepaalde juristen om responsa te geven met het gezag van de keizer; dit verhoogde hun prestige, maar de praktijk verviel al in 200 ce.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *