Tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1776-1783) en gedurende enkele decennia daarna domineerde Groot-Brittannië de wereldwijde productie van katoenen textiel. Groot-Brittannië werd zelfs zo dominant in de textielproductie en -handel dat Manchester, de industriële hoofdstad, de bijnaam “Cottonopolis” kreeg. Daarentegen was de Amerikaanse productie van exportgerichte of zelfs verhandelbare kwaliteitstextiel praktisch onbestaande. Deze relatieve Amerikaanse achterstand veranderde door de invloed van twee prominente personen: Samuel Slater (1768-1835) en Francis Cabot Lowell (1775-1817). Slater, een bekwaam Brits ingenieur in textielmachines, hielp bij de ontwikkeling van de eerste katoenspinnerij van het land. Lowell, een lid van een vooraanstaande handelsfamilie uit New England, vestigde de eerste geïntegreerde katoenspinnerij en weverij in wat later de stad Lowell in Massachusetts zou worden. Samen brachten Slater en Lowell de verfijning van de technologie van de Britse industriële revolutie en introduceerden zij innovatieve methoden van fabrieksproductie in de Verenigde Staten.