Kent-Drury
Engels 422
Definities
Satire–Literaire kunst om een onderwerp te kleineren door het belachelijk te maken en er een houding van amusement, minachting, hoon of verontwaardiging tegenover te zetten. Neemt zijn vorm aan van het genre dat het bespot.
Horatiaanse satire–Naar de Romeinse satiricus Horatius: Satire waarin de stem toegeeflijk, tolerant, geamuseerd en geestig is. De spreker drijft de spot met de absurditeiten en onnozelheden van de mens, en probeert bij de lezer niet de woede van een Juvenal op te wekken, maar een wrange glimlach.
Juvenaliaanse satire–Naar de Romeinse satiricus Juvenal: Formele satire waarin de spreker misstanden en fouten met minachting en verontwaardiging aanvalt. Juvenaliaanse satire staat door zijn realisme en hardheid in sterk contrast met Horatiaanse satire.
Kluchtige satire– Een vorm van komedie die wordt gekenmerkt door lichtzinnige overdrijving en vervorming. Een serieus onderwerp kan lichtzinnig worden behandeld of een lichtzinnig onderwerp serieus. De essentiële kwaliteit die burlesque maakt, is de discrepantie tussen onderwerp en stijl. Dat wil zeggen, een stijl die normaal gesproken waardig is, kan worden gebruikt voor onzinnige zaken, of een stijl die heel onzinnig is, kan worden gebruikt om een gewichtig onderwerp belachelijk te maken.
Parodie–Een compositie die de serieuze manier en karakteristieke kenmerken van een bepaald werk, of de kenmerkende stijl van de maker, imiteert en deze imitatie toepast op een laag of komisch ongeschikt onderwerp. Vaak heeft een parodie een grotere invloed op zaken van huidig belang – politiek bijvoorbeeld – dan de oorspronkelijke compositie. Het is een variëteit van burlesque.
Ironie–Het ene zeggen en het andere bedoelen.