Schildpadden en schildpadden van verschillende soorten hebben een schild dat varieert in grootte, kleur en vorm, maar ze hebben allemaal één ding gemeen – hun schild is hard en beschermend. Soms kunnen omgevingsfactoren, voeding, ziektes of trauma het uiterlijk en de effectiviteit van deze schilden veranderen en als je er meer over weet, kan dat je helpen bepalen of je schildpad of schildpad gezond is of niet.
Normale schilden
Schildpadden en landschildpadden hebben een carapax (het bovenste of rugschild) en een plastron (het onderste of buikschild), die beide altijd hard moeten zijn (tenzij het om een uit het ei gekomen schildpad gaat of een waterschildpaddensoort die altijd een zacht schild heeft). Beide delen van het schild zijn aan de zijkant met elkaar verbonden om de organen en het grootste deel van het lichaam van de schildpad te beschermen.
Het schild van de schildpad bestaat uit zichtbare delen, die scutes worden genoemd. Scutes zijn gemaakt van keratine, vergelijkbaar met vingernagels. De scutes bedekken een laag epitheel die over het benige schild ligt. Naarmate de schildpad groeit, scheidt het epitheel nieuwere en grotere scutes af onder de buitenste scutes. De buitenste laag scutes is de oudste. Bij sommige soorten waterschildpadden zullen de schildpadden hun schild afwerpen naarmate ze groeien en hun huid afschilferen, maar het bot onder de schildpadden mag nooit bloot komen te liggen. Land- en waterschildpadden vervellen niet, maar bij soorten die holen graven zijn de buitenste lagen vaak afgesleten. De ruggengraat en de ribben van de schildpad zitten vast aan de beenderen van het schild.