Soil contains air, water, and minerals as well as plant and animal matter, both living and dead. Deze bodemcomponenten vallen uiteen in twee categorieën. In de eerste categorie vallen de biotische factoren – alle levende en ooit levende wezens in de bodem, zoals planten en insecten. De tweede categorie bestaat uit abiotische factoren, waartoe alle niet-levende dingen behoren, zoals mineralen, water en lucht. De meest voorkomende mineralen in de bodem die de plantengroei bevorderen, zijn fosfor en kalium en stikstofgas. Andere, minder gebruikelijke mineralen zijn calcium, magnesium en zwavel. De biotische en abiotische factoren in de bodem vormen de samenstelling van de bodem.
De samenstelling van de bodem is een mix van bodembestanddelen die van plaats tot plaats verschilt. De Natural Resources Conservation Service (NRCS) – onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Landbouw – heeft bodemkaarten en -gegevens samengesteld voor 95 procent van de Verenigde Staten. De NRCS heeft ontdekt dat elke staat een “staatsbodem” heeft met een uniek bodem-“recept” dat specifiek is voor die staat. Deze verschillende bodems zijn de reden waarom er in de Verenigde Staten zo’n grote verscheidenheid aan gewassen wordt verbouwd.
Kijk eens naar de bodems van drie staten: Hawaï, Iowa, en Maine. De diepe, goed gedraineerde staatsbodem van Hawaii bevat vulkanische as die het perfect maakt voor het verbouwen van suikerriet, maar ook van gemberwortels, papaya en macadamianoten. Iowa, dat in de Midwest-regio van de Verenigde Staten ligt, heeft een staatsgrond die goed is voor de landbouw omdat hij bestaat uit een dikke laag organisch materiaal dat afkomstig is van de afbraak van prairiegrassen. Maïs en sojabonen zijn de voornaamste gewassen die op deze gronden worden geteeld. De staatsgrond van Maine, gelegen in het noordoosten van het land, is gemaakt van materialen die zijn achtergebleven na het smelten van de plaatselijke gletsjers. Deze bodem is perfect voor het kweken van bomen, met name sparren en balsemsparren. Veel van de bomen die tegenwoordig in Maine groeien, worden geoogst voor hout of papier.
Bodemonderzoekers voeren diverse tests uit op bodems om meer te weten te komen over hun samenstelling. Bodemonderzoek kan de hoeveelheden biotische en abiotische factoren in de bodem vaststellen. De resultaten van deze tests kunnen ook uitwijzen of de bodem te veel van een bepaald mineraal bevat of meer voedingsstoffen nodig heeft om planten te ondersteunen. Wetenschappers meten ook andere factoren, zoals de hoeveelheid water in de bodem en hoe die varieert in de tijd – is de bodem bijvoorbeeld ongewoon nat of droog? De tests kunnen ook verontreinigende stoffen en zware metalen in de bodem opsporen en het stikstofgehalte en de pH-waarde (zuurtegraad of alkaliteit) van de bodem bepalen. Al deze metingen kunnen worden gebruikt om de gezondheid van de bodem te bepalen.