Niet-melanoom huidkankers
Niet-melanoom huidkankers bestaan uit basaalcelcarcinomen en plaveiselcelcarcinomen. Deze zijn zelden dodelijk, maar chirurgische behandeling is pijnlijk en vaak misvormend. De temporele trends van de incidentie van niet-melanoom huidkankers zijn moeilijk vast te stellen, omdat er geen betrouwbare registratie van deze kankers bestaat. Uit specifieke studies in Australië, Canada en de Verenigde Staten blijkt echter dat de prevalentie van niet-melanoom huidkanker tussen de jaren zestig en tachtig met een factor van meer dan twee is toegenomen.
Het risico van niet-melanoom huidkanker is onderzocht in relatie tot persoonlijke blootstelling, en de volgende conclusies kunnen worden getrokken:
- Niet-melanoom huidkanker komt het meest voor op lichaamsdelen die veel aan de zon worden blootgesteld, zoals oren, gezicht, hals en onderarmen. Dit impliceert dat langdurige, herhaalde blootstelling aan UV-straling een belangrijke oorzakelijke factor is.
- In sommige landen is er een duidelijk verband tussen de toenemende incidentie van niet-melanoom huidkanker met afnemende breedtegraad, d.w.z. hogere UV-stralingsniveaus.
Maligne melanoom
Maligne melanoom komt weliswaar veel minder vaak voor dan niet-melanoom huidkanker, maar is de belangrijkste doodsoorzaak door huidkanker en wordt vaker gemeld en nauwkeuriger gediagnosticeerd dan niet-melanoom huidkanker. Sinds het begin van de jaren zeventig is de incidentie van kwaadaardig melanoom aanzienlijk toegenomen, bijvoorbeeld met gemiddeld 4% per jaar in de Verenigde Staten. Uit een groot aantal studies blijkt dat het risico van kwaadaardig melanoom correleert met genetische en persoonlijke kenmerken, en met het blootstellingsgedrag van een persoon aan UV-straling. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste menselijke risicofactoren:
- Een groot aantal atypische nevi (moedervlekken) is de sterkste risicofactor voor kwaadaardig melanoom bij mensen met een lichte huid.
- Maligne melanoom komt vaker voor bij mensen met een bleke huidskleur, blauwe ogen, en rood of blond haar. Experimentele studies hebben bij melanoompatiënten een lagere minimale erytheemdosis en langduriger erytheem aangetoond dan bij controles.
- Hoge, intermitterende blootstelling aan UV-zonnestraling blijkt een belangrijke risicofactor voor de ontwikkeling van kwaadaardig melanoom te zijn.
- De incidentie van kwaadaardig melanoom bij blanke bevolkingsgroepen neemt in het algemeen toe met afnemende breedtegraad, met de hoogste geregistreerde incidentie in Australië, waar de jaarlijkse percentages voor vrouwen en mannen respectievelijk 10 en meer dan 20 maal zo hoog zijn als in Europa.
- Verschillende epidemiologische studies ondersteunen een positieve associatie met de geschiedenis van zonnebrand, met name zonnebrand op jonge leeftijd.
- De rol van cumulatieve blootstelling aan de zon bij de ontwikkeling van kwaadaardig melanoom is niet eenduidig. Het risico op kwaadaardig melanoom is echter hoger bij mensen met een voorgeschiedenis van niet-melanoom huidkanker en van zonne keratosen, die beide indicatoren zijn van cumulatieve blootstelling aan UV.