Tien Geboden, ook wel Decaloog (Grieks: deka logoi ) genoemd, lijst van religieuze voorschriften die, volgens verschillende passages in Exodus en Deuteronomium, goddelijk aan Mozes werden geopenbaard op de berg Sinaï en werden gegraveerd op twee stenen tafelen. De geboden zijn vrijwel identiek opgetekend in Exodus 20:2-17 en Deuteronomium 5:6-21. De weergave in Exodus (New Revised Standard Version) is als volgt:
Wat zijn de Tien Geboden?
De Tien Geboden zijn een lijst religieuze voorschriften die, volgens passages in Exodus en Deuteronomium, door Jahweh goddelijk aan Mozes werden geopenbaard en op twee stenen tafelen werden gegraveerd. Ze worden ook wel de Decaloog genoemd.
Wat leren de Tien Geboden?
De Tien Geboden stellen regels voor de eredienst en verbieden handelingen als moord, diefstal en overspel. Zij weerspiegelen een moraal die in het oude Midden-Oosten gebruikelijk was.
Wanneer werden de Tien Geboden geschreven?
Het jaar waarin de Tien Geboden werden geschreven is onbekend. Geleerden hebben een breed scala aan data voorgesteld op basis van verschillende interpretaties van de oorsprong van de geboden, van tussen de 16e en 13e eeuw voor Christus tot na 750 voor Christus. Deze interpretaties omvatten het beschouwen van de geboden als aan Mozes gegeven voorschriften, als een profetische tekst, of als een samenvatting van juridische en priesterlijke traditie.
Hoe verschillen de Tien Geboden in verschillende religieuze tradities?
De nummering van de Tien Geboden verschilt in verschillende religieuze tradities. In het Talmoedische jodendom is de “voorrede” het eerste gebod, of de eerste uitspraak, en de verboden tegen valse goden en afgoden het tweede. De Middeleeuws-Romeinse traditie beschouwt deze elementen als één en splitst het gebod dat het begeren van andermans vrouw en andermans eigendom verbiedt in tweeën. De Grieks-orthodoxe traditie beschouwt de proloog en het verbod op valse goden als het eerste gebod en het verbod op afgoden als het tweede.
Ik ben de Here, uw God, die u uit Egypteland, uit het slavenhuis, heb gebracht; gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
U zult voor uzelf geen afgod maken, noch in de gedaante van iets dat boven in de hemel is, noch in de gedaante van iets dat beneden op de aarde is, noch in de gedaante van iets dat in het water onder de aarde is. Gij zult u er niet voor buigen of ze aanbidden; want Ik, de Here, uw God, ben een jaloers God, die de kinderen straft voor de ongerechtigheid van de ouders, tot in het derde en het vierde geslacht van hen die Mij verwerpen, maar die een bestendige liefde betoont tot in het duizendste geslacht van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.
U zult de naam van de Here, uw God, niet onrechtmatig gebruiken, want de Here zal niemand vrijspreken die zijn naam onrechtmatig gebruikt.
Denk aan de sabbatdag en houd die heilig. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen. Maar de zevende dag is een sabbat voor de Here, uw God; gij zult geen arbeid verrichten – gij, uw zoon of uw dochter, uw mannelijke of vrouwelijke slaaf, uw vee, of de vreemdeling die in uw steden woont. Want de Heer heeft in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, de zee en alles wat zich daarin bevindt, maar op de zevende dag rustte hij; daarom zegende de Heer de sabbatdag en wijdde hem in.
Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen lang mogen zijn in het land dat de Heer, uw God, u geeft.
U zult niet moorden.
U zult geen overspel plegen.
Je zult niet stelen.
Je zult geen valse getuigenis afleggen tegen je naaste.
U zult het huis van uw naaste niet begeren; u zult de vrouw van uw naaste, of mannelijke of vrouwelijke slaaf, of os, of ezel, of iets dat uw naaste toebehoort, niet begeren.
De tradities verschillen in de nummering van de Tien Geboden. In het jodendom vormt de proloog (“Ik ben de Heer, uw God, die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, heb geleid”) het eerste element en de verboden tegen valse goden en afgoden het tweede. De Middeleeuws-Romeinse traditie, die door Maarten Luther werd aanvaard, beschouwt al deze elementen als één en behoudt het getal 10 door de verboden op het begeren van andermans vrouw en andermans bezittingen te scheiden. In de Grieks-orthodoxe en protestants-gereformeerde tradities vormen de voorrede en het verbod op valse goden één gebod en is het verbod op afgoden het tweede.
Het dateren van de Tien Geboden impliceert een interpretatie van het doel ervan. Sommige schriftgeleerden stellen een datering tussen de 16e en 13e eeuw v.Chr. voor, omdat Exodus en Deuteronomium de Tien Geboden verbinden met Mozes en het Sinaï-verbond tussen Jahweh en Israël. Voor hen die de Tien Geboden beschouwen als een belichaming van profetische leringen, zou de datering ergens na Amos en Hosea liggen (na 750 v. Chr.). Als de Tien Geboden eenvoudigweg een samenvatting zijn van de juridische en priesterlijke tradities van Israël, dan behoren zij tot een nog latere periode.
De Tien Geboden bevatten weinig dat nieuw was voor de antieke wereld en weerspiegelen een moraliteit die in het oude Midden-Oosten algemeen was. Zij zijn een beschrijving van de voorwaarden die de gemeenschap van Israël aanvaardde in haar relatie tot Jahweh. De verschillen die in Exodus en Deuteronomium worden gevonden, geven aan dat het proces van overdracht van generatie op generatie wijzigingen met zich meebracht.
De Tien Geboden hadden geen bijzonder belang in de christelijke traditie tot de 13e eeuw, toen zij werden opgenomen in een handleiding voor hen die hun zonden kwamen opbiechten. Met de opkomst van de protestantse kerken kwamen er nieuwe handboeken voor geloofsonderricht beschikbaar en werden de Tien Geboden opgenomen in catechisaties als een fundamenteel onderdeel van de godsdienstige vorming, vooral van jongeren.