Het Eenentwintigste Amendement op de Grondwet van de Verenigde Staten luidt:
Sectie 1. Het achttiende artikel van amendement op de grondwet van de Verenigde Staten wordt hierbij ingetrokken.
Sectie 2. Het vervoer of de invoer in een staat, gebied of bezit van de Verenigde Staten voor levering of gebruik aldaar van bedwelmende drank, in strijd met de wetten daarvan, wordt hierbij verboden.
Sectie 3. Dit artikel zal buiten werking zijn, tenzij het als een amendement op de Grondwet zal zijn geratificeerd door conventies in de verschillende Staten, zoals in de Grondwet is bepaald, binnen zeven jaar na de datum van voorlegging hiervan aan de Staten door het Congres.
Het Eenentwintigste Amendement werd voorgesteld op 20 februari 1933, en geratificeerd op 5 december 1933. Het is het enige amendement dat een ander amendement, het Achttiende, introk, en het enige dat werd geratificeerd door staatsconventies in plaats van door de staatspolitiek.
Herroeping van het Achttiende Amendement maakte een einde aan veertien jaar PROHIBITIE, een mislukt nationaal experiment dat de consumptie van bedwelmende drank wilde uitbannen. Hoewel de consumptie werd teruggedrongen, konden federale en staatswetshandhavers de illegale productie en verkoop van “bootleg” alcohol niet voorkomen. De georganiseerde misdaad profiteerde van het verbod op alcohol, waardoor criminelen als AL CAPONE, een gangster uit Chicago, multimiljonair konden worden. Critici van het verbod beweerden dat de toename van criminaliteit en wetteloosheid de voordelen van het terugdringen van de drankconsumptie tenietdeden.
Het verbod werd het meest gesteund op het platteland. In stedelijke gebieden was handhaving moeilijk. Steden hadden een grote immigrantenbevolking die er geen moreel probleem in zag alcohol te gebruiken. In het begin van de jaren dertig, toen de productie en verkoop van illegale drank bleef stijgen, leidde het uitbreken van de Grote Depressie tot oproepen om het Achttiende Amendement in te trekken. Een gelegaliseerde drankindustrie zou meer banen opleveren in een tijd waarin miljoenen mensen zonder werk zaten.
Op de nationale conventie in 1932 nam de DEMOCRATISCHE PARTIJ een platform-onderdeel aan waarin werd opgeroepen tot intrekking. De verpletterende overwinning van de Democraten in 1932 betekende het einde van de drooglegging. In februari 1933 werd in het Congres een resolutie ingediend met een voorstel voor het eenentwintigste amendement; deze bevatte een bepaling die ratificatie door staatscongressen vereiste in plaats van door de wetgevende machten van de staten. Hoewel artikel V van de grondwet deze ratificatiemethode toestaat, was deze nog nooit gebruikt. Voorstanders van de afschaffing wilden niet dat de wetgevende lichamen van de staten, die over het algemeen werden gedomineerd door landelijke wetgevers die het verbod steunden, tegen de ratificatie zouden stemmen.
In 1933 kozen achtendertig staten afgevaardigden naar staatsconventies om zich over het amendement te buigen. Bijna driekwart van de kiezers steunde bij deze verkiezingen de intrekking. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de ratificatieconventies de resultaten bevestigden en op 5 december 1933 het eenentwintigste amendement bekrachtigden.
Sectie 2 van het amendement geeft staten het recht om het vervoer of de invoer van bedwelmende drank te verbieden. Veel staten vaardigden in de jaren dertig hun eigen verbodswetgeving uit, maar die was in 1966 allemaal ingetrokken. De regulering van sterke drank is nu vooral een lokale aangelegenheid.