Het zuidwesten leek minder rijk aan voedsel dan in andere delen van Amerika, maar voor degenen die wisten hoe en waar te zoeken, leverde de soms harde omgeving een verscheidenheid aan voedsel voor de vele stammen, zoals de Cocopahs, Navajos, Apaches, Chiricahuas, Jicarillas, Lipans, Mescaleros, Havasupais, Hualapais, Tohono O’Odhams, Pimas, Mohaves, Quecgans/Yumas, Tiguas, Yaquis, en Pueblo-stammen, Acomas, Cochiti, Hopis, Isletas, Jemez, Lagunas, Nambes, Picuris, Sandias, San Felipes, San Ildefonsos, San Juans, Santa Clara, Taos, Tesuque, Zias, en Zunis.
Inheemsen foerageerden op Pinon noten, cactussen (saguaro, cactusvijg, cholla), eeuwplant, schroefbonen, mesquite bonen, agaves of mescals, insecten, eikels, bessen, en zaden en jaagden op kalkoenen, herten, konijnen, vis (slatwatersoorten voor hen die aan de Golf van Californië woonden) en antilopen (sommige Apaches aten geen beren, kalkoenen, slangen, uilen, coyotes of vis). Meer sedentaire stammen irrigeerden en bewerkten het land voor maïs, katoen, pompoenen, zonnebloemen en bonen voor zichzelf en om te ruilen met andere stammen voor vlees naast het wild waarop zij jaagden. De Apachen echter zochten voortdurend naar voedsel, waardoor zij voortdurend in beweging waren. De Apache stammen gebruikten een grote verscheidenheid aan voedsel, variërend van wilde dieren tot vruchten, noten, cactus en konijnen, en soms ook kleine gewassen. Sommigen gebruikten maïs om tiswin of tulupai te maken, een zwak alcoholisch drankje. Het verbouwen van gewassen in het dorre zuidwesten is niet nieuw. Zelfs 3000 jaar geleden verbouwden de Anasazi, de Hohokam en de Mogollon al maïs en pompoen, en bewijsmateriaal vertelt ons dat de Hohokams in ieder geval irrigatiekanalen groeven van 8 voet diep en 30 voet breed; sommige kanalen waren 20 mijl lang.
Opgenomen uit Devon A. Mihesuah, Recovering Our Ancestors’ Gardens: Indigenous Recipes and Guide to Diet and Fitness (University of Nebraska Press, 2005)