Er is een dunne scheidslijn tussen stress en angst. Het zijn allebei emotionele reacties, maar stress wordt meestal veroorzaakt door een externe prikkel. De aanleiding kan van korte duur zijn, zoals een deadline op het werk of een ruzie met een geliefde, of van lange duur, zoals arbeidsongeschiktheid, discriminatie of een chronische ziekte. Mensen met stress ervaren mentale en fysieke symptomen, zoals prikkelbaarheid, boosheid, vermoeidheid, spierpijn, spijsverteringsproblemen en slaapproblemen.
Bangheid, aan de andere kant, wordt gedefinieerd door aanhoudende, buitensporige zorgen die niet weggaan, zelfs niet in de afwezigheid van een stressor. Angst leidt tot bijna dezelfde symptomen als stress: slapeloosheid, concentratieproblemen, vermoeidheid, spierspanning en prikkelbaarheid.
Zowel milde stress als milde angst reageren goed op vergelijkbare copingmechanismen. Lichamelijke activiteit, een voedzaam en gevarieerd dieet en een goede slaaphygiëne zijn een goed uitgangspunt, maar er zijn ook andere coping-mechanismen beschikbaar.
Als uw stress of angst niet reageert op deze managementtechnieken, of als u het gevoel heeft dat stress of angst uw dagelijks functioneren of stemming beïnvloedt, kunt u overwegen om met een geestelijke gezondheidsdeskundige te gaan praten die u kan helpen begrijpen wat u ervaart en die u aanvullende coping-hulpmiddelen kan bieden. Een psycholoog kan bijvoorbeeld helpen bepalen of je misschien een angststoornis hebt. Angststoornissen verschillen van kortdurende gevoelens van angst in hun ernst en in hoe lang ze duren: De angst houdt meestal maandenlang aan en beïnvloedt de stemming en het functioneren negatief. Sommige angststoornissen, zoals agorafobie (de angst voor openbare of open ruimten), kunnen ertoe leiden dat de persoon plezierige activiteiten vermijdt of het moeilijk vindt om een baan te behouden.
Bangststoornissen komen veel voor. Volgens het National Institute of Mental Health heeft 19% van de Amerikanen ouder dan 18 jaar in het afgelopen jaar een angststoornis gehad, en zal 31% van de Amerikanen tijdens hun leven een angststoornis ervaren.
Een van de meest voorkomende angststoornissen is de gegeneraliseerde angststoornis. Om vast te stellen of iemand een gegeneraliseerde angststoornis heeft, kijkt een arts naar symptomen zoals buitensporige, moeilijk te beheersen bezorgdheid die zich gedurende zes maanden op de meeste dagen voordoet. De zorgen kunnen van onderwerp naar onderwerp gaan. De gegeneraliseerde angststoornis gaat ook gepaard met de lichamelijke symptomen van angst.
Een andere vorm van angststoornis is de paniekstoornis, die wordt gekenmerkt door plotselinge aanvallen van angst waarbij iemand kan gaan zweten, duizelig kan worden en naar lucht kan happen. Angst kan zich ook manifesteren in de vorm van specifieke fobieën (zoals vliegangst) of als sociale angst, die wordt gekenmerkt door een alomtegenwoordige angst voor sociale situaties.
Verlangende angststoornissen kunnen worden behandeld met psychotherapie, medicatie, of een combinatie van de twee. Een van de meest gebruikte therapeutische benaderingen is cognitieve gedragstherapie, die zich richt op het veranderen van onaangepaste denkpatronen die verband houden met de angst. Een andere mogelijke behandeling is exposure therapie, waarbij angstige triggers op een veilige, gecontroleerde manier worden geconfronteerd om de cyclus van angst rond de trigger te doorbreken.
Voor meer over angst en behandelingen, zie APA’s “Beyond Worry: How Psychologists Help with Anxiety Disorders.”
Voor advies over het vinden van een professional in de geestelijke gezondheidszorg, bezoek APA’s Help Center.