Nationalisme was een prominente kracht in het Europa van het begin van de 20e eeuw en een belangrijke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog. Nationalisme is een intense vorm van patriottisme of loyaliteit aan het eigen land. Nationalisten overdrijven het belang of de deugden van hun eigen land en stellen de belangen van dat land boven die van andere naties.
Gevoelens van suprematie
In de 19e en het begin van de 20e eeuw waren veel Europeanen, met name burgers van de zogenaamde Grote Mogendheden (Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland), overtuigd van de culturele, economische en militaire suprematie van hun natie. Volgens historicus Lawrence Rosenthal was dit sentiment:
“…een nieuw en agressief nationalisme, anders dan zijn voorgangers, dat zich bezighield met de felle wij-zij groepsemoties – loyaliteit naar binnen, agressie naar buiten – die kenmerkend zijn voor menselijke relaties op eenvoudiger sociologische niveaus, zoals de familie of de stam.”
De gevolgen van dit groeiende nationalisme waren een opgeblazen vertrouwen in de eigen natie, haar regering, economie en militaire macht. Veel nationalisten werden ook blind voor de gebreken van hun eigen natie. In zaken van buitenlandse zaken of wereldwijde concurrentie waren zij ervan overtuigd dat hun land eerlijk, rechtvaardig en onberispelijk was.
In tegenstelling daarmee bekritiseerden nationalisten rivaliserende naties tot op het punt van demonisering, waarbij zij hen karikaturiseerden als agressief, sluw, bedrieglijk, achterlijk of onbeschaafd. Nationalistische persberichten overtuigden veel lezers ervan dat de belangen van hun land werden bedreigd door het samenzweren, gekonkel en hongerig imperialisme van hun rivalen.
Bronnen van nationalisme
De oorsprong van dit intense Europese nationalisme is een punt van discussie. Nationalisme is waarschijnlijk een product van Europa’s complexe moderne geschiedenis. De opkomst van volkssoevereiniteit (de betrokkenheid van het volk bij het bestuur), de vorming van keizerrijken en perioden van economische groei en sociale transformatie hebben allemaal bijgedragen aan nationalistische sentimenten.
Sommige historici suggereren dat nationalisme werd aangemoedigd en ingezet door Europese elites om loyaliteit en meegaandheid aan te moedigen. Anderen menen dat nationalisme een bijproduct was van economische en imperiale expansie. Groei en welvaart werden door sommigen geïnterpreteerd als een teken van het lot. Andere naties en rijken werden daarentegen afgedaan als inferieuren of rivalen.
Politici, diplomaten en vorsten droegen in hun toespraken en retoriek bij aan dit nationalisme. Nationalistische sentimenten waren ook overheersend in de berichtgeving in de pers en de populaire cultuur. De pagina’s van veel kranten stonden vol met nationalistische retoriek en provocerende verhalen, zoals geruchten over rivaliserende naties en hun kwade bedoelingen. Nationalistische ideeën waren ook terug te vinden in literatuur, muziek, theater en kunst.
In elk land werd nationalisme geschraagd door verschillende houdingen, thema’s en gebeurtenissen. Het nationalistische sentiment werd gevoed door een gevoel van historische lotsbestemming en was daarom nauw verbonden met de geschiedenis en de ontwikkeling van elk land.
Militair overmoed
Nationalisme was nauw verbonden met militarisme. Het voedde waanideeën over de relatieve militaire kracht van de Europese naties. Veel inwoners van de grote mogendheden beschouwden hun land als militair superieur en beter toegerust om een toekomstige oorlog in Europa te winnen.
De Britten, bijvoorbeeld, geloofden dat hun zeemacht, gekoppeld aan de omvang en hulpbronnen van het Britse Rijk, hen in elke oorlog de overhand zou geven. Het feit dat Groot-Brittannië een eiland was, isoleerde het land ook van invasie of buitenlandse dreiging.
De Duitse leiders daarentegen stelden veel vertrouwen in de Pruisische militaire efficiëntie, de krachtige industriële basis van het land, haar nieuwe bewapening en haar groeiende vloot van slagschepen en U-boten (onderzeeërs). Als er een oorlog uitbrak, had de Duitse legerleiding veel vertrouwen in het Schlieffenplan, een preventieve militaire strategie om Frankrijk te verslaan voordat Rusland zich kon mobiliseren om haar te steunen.
In Rusland geloofde tsaar Nicolaas II dat zijn rijk door God werd gesteund en beschermd door een enorm permanent leger van 1,5 miljoen man, de grootste landmacht van Europa in vredestijd. Russische bevelhebbers geloofden dat het enorme bevolkingsaantal van het land het land de zweep gaf over de kleinere naties van West-Europa.
De Fransen vertrouwden op de zware industrie van het land, die aan het eind van de 19e eeuw snel was gegroeid. Parijs hechtte ook veel waarde aan zijn defensie, met name aan een muur van betonnen barrières en forten langs de oostgrens.
Attitudes ten opzichte van oorlog
Nationalistische en militaristische retoriek verzekerde de Europeanen ervan dat als er een oorlog zou uitbreken, hun natie als overwinnaar uit de strijd zou komen. Samen met zijn gevaarlijke broers, imperialisme en militarisme, voedde het nationalisme een continentale waan die bijdroeg aan de groeiende oorlogsstemming.
Tegen 1914 waren de Europeanen apathisch en afwijzend geworden over de gevaren van oorlog. Dat was begrijpelijk. Afgezien van de Krimoorlog (1853-56) en de Frans-Pruisische oorlog (1870-71) waren de jaren 1800 een eeuw van relatieve vrede in Europa. Met uitzondering van Frankrijk, dat in 1871 door de Pruisen werd verslagen, hadden de grote mogendheden al meer dan een halve eeuw geen grote militaire nederlaag meer geleden.
Voor de meeste Europeanen waren de oorlogservaringen ver weg en vaag. De Britten en Fransen hadden koloniale oorlogen gevoerd in Afrika en Azië, maar dat waren kortstondige conflicten tegen ongeorganiseerde en onderontwikkelde tegenstanders in verafgelegen oorden. Militarisme en nationalisme deden de vooruitzichten op een Europese oorlog herleven, evenals naïviteit en overmoed over de waarschijnlijke uitkomsten ervan.
‘Invasieliteratuur’
Tegen het einde van de jaren 1800 waren sommige Europeanen bijna dronken van nationalistische sentimenten. In sommige opzichten was dit een product van overmoed, gevoed door decennia van relatieve vrede en welvaart.
Britannië, bijvoorbeeld, had twee eeuwen van keizerlijke, commerciële en maritieme dominantie genoten. Het Britse Rijk strekte zich uit over een kwart van de wereld en de tekst van een populair patriottisch lied, Rule, Britannia!, verkondigde dat “de Britten nooit en te nimmer slaven zullen zijn”. Londen had de 19e eeuw besteed aan het bevorderen van haar imperiale en commerciële belangen en het vermijden van oorlogen. De eenwording van Duitsland, de snelheid van de Duitse bewapening en de oorlogszucht van keizer Wilhelm II baarden Britse nationalisten echter zorgen.
Englands ‘penny press’ (een verzamelnaam voor goedkope, in serie geschreven romans) versterkte de nationalistische rivaliteit door ongeloofwaardige ficties te publiceren over buitenlandse intriges, spionage, toekomstige oorlog en invasie. The Battle of Dorking (1871), een van de bekendste voorbeelden van ‘invasieliteratuur’, was een wild verhaal over de bezetting van Engeland door Duitse troepen. Tegen 1910 kon een Londenaar tientallen smakeloze novellen kopen waarin werd gewaarschuwd voor Duitse, Russische of Franse agressie.
Invasieliteratuur maakte vaak gebruik van raciale stereotypen of insinuaties. De Duitser werd afgeschilderd als koud, emotieloos en berekenend; de Rus was een onbeschaafde barbaar die overging tot baldadig geweld; de Fransman was een vrijetijdszoekende nietsnut; de Chinezen waren een ras van moorddadige, opium rokende wilden.
Penny romanschrijvers, cartoonisten en satirici dreven ook de spot met buitenlandse heersers. De Duitse keizer en de Russische tsaar, beide veelvuldig doelwit, werden belachelijk gemaakt om hun arrogantie, ambitie of grootheidswaanzin.
Duits nationalisme
De houding en overmoed in Duitsland was niet minder intens. Duits nationalisme en vreemdelingenhaat hadden echter een andere oorsprong dan die in Groot-Brittannië.
In tegenstelling tot Groot-Brittannië was Duitsland een betrekkelijk jonge natie, gevormd in 1871 na de eenwording van 26 Duitstalige staten en gebieden. De overtuiging dat alle Duitstalige volkeren verenigd moesten worden in één rijk, oftewel het ‘Pan-Germanisme’, was de politieke lijm die deze staten samenbond.
De leiders van het Duitsland van na 1871 gebruikten nationalistische sentimenten om de nieuwe natie te consolideren en publieke steun te verwerven. De Duitse cultuur – van de poëzie van Goethe tot de muziek van Richard Wagner – werd gepromoot en gevierd.
Duits nationalisme werd ook versterkt door Duits militarisme. De kracht van de natie, zo meenden de Duitse leiders, werd weerspiegeld door de sterkte van haar strijdkrachten.
De nationalistische keizer
De nieuwe keizer, Wilhelm II, werd de verpersoonlijking van dit nieuwe, nationalistische Duitsland. Zowel de keizer als zijn natie waren jong en ambitieus, geobsedeerd door militaire macht en imperiale expansie, trots op de prestaties van Duitsland maar jaloers op andere rijken.
Voor Wilhelm en andere Duitse nationalisten was Groot-Brittannië het grootste obstakel voor de Duitse expansie. De keizer benijdde Groot-Brittanniës uitgestrekte rijk, handelsondernemingen en zeemacht – maar hij vond de Britten gierig en hypocriet. Londen had het grootste rijk ter wereld, maar manoeuvreerde tegen de Duitse koloniale expansie in Afrika en Azië.
Dientengevolge werd Groot-Brittannië een populair doelwit in de vooroorlogse Duitse pers. Groot-Brittannië werd afgeschilderd als expansionistisch, egoïstisch, hebzuchtig en geobsedeerd door geld. Het anti-Britse sentiment nam toe tijdens de Boerenoorlog van 1899-1902, de Britse oorlog tegen boeren-kolonisten om de controle over Zuid-Afrika.
Onafhankelijkheidsbewegingen
Terwijl de grote mogendheden van Europa zich op de borst sloegen, was er in Zuid- en Oost-Europa een andere vorm van nationalisme in opkomst. Dit nationalisme ging niet over suprematie of imperium, maar over het recht van etnische groepen op onafhankelijkheid, autonomie en zelfbestuur.
Toen de wereld was verdeeld in grote imperia en invloedssferen, streefden veel regio’s, rassen en religieuze groepen naar vrijheid van hun keizerlijke meesters. In Rusland werden meer dan 80 etnische groepen in Oost-Europa en Azië gedwongen de Russische taal te spreken, de Russische tsaar te vereren en de Russisch-orthodoxe godsdienst te belijden.
Voor een groot deel van de 19e eeuw was China “opgedeeld” en economisch uitgebuit door Europese mogendheden. De mislukte Bokseropstand van 1899-1900 was een poging om buitenlanders uit delen van China te verdrijven. Later vormden wrokkige Chinese nationalisten geheime groeperingen om de controle over hun land terug te winnen.
Nationalistische groeperingen droegen bij aan de verzwakking van het Ottomaanse Rijk in Oost-Europa door te proberen de islamitische overheersing af te werpen.
Nationalisme in de Balkan
Geen van deze nationalistische bewegingen droeg directer bij aan het uitbreken van de oorlog dan Slavische groeperingen in de Balkan. Pan-Slavisme, de overtuiging dat de Slavische volkeren van Oost-Europa een eigen natie moesten hebben, was een krachtige kracht in de regio. Het Slavisch nationalisme was het sterkst in Servië, waar het aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw sterk was opgekomen.
Pan-Slavisme was vooral gekant tegen het Oostenrijks-Hongaarse Rijk en zijn controle en invloed over de regio. Verergerd door de annexatie van Bosnië-Herzegovina door Wenen, sloten veel jonge Serviërs zich aan bij radicale nationalistische groeperingen als de ‘Zwarte Hand’ (Crna Ruka).
Deze groepen hoopten Oostenrijk-Hongarije uit de Balkan te verdrijven en een ‘Groot-Servië’ te stichten, een eenheidsstaat voor alle Slavische volken. Het was dit pan-Slavische nationalisme dat de aanzet gaf tot de moord op aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo in juni 1914, een gebeurtenis die rechtstreeks leidde tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
1. Nationalisme was een intense vorm van patriottisme. Mensen met nationalistische neigingen roemden de cultuur en de prestaties van hun eigen land en stelden de belangen van dat land boven die van andere naties.
2. Het vooroorlogse nationalisme werd gevoed door oorlogen, imperiale veroveringen en rivaliteit, politieke retoriek, kranten en populaire cultuur, zoals ‘invasieliteratuur’ geschreven door romanschrijvers van de ‘penny press’.
3. Het Britse nationalisme werd gevoed door een eeuw van relatieve vrede en welvaart. Het Britse Rijk had gefloreerd en zich uitgebreid, zijn zeemacht was gegroeid en de Britten hadden alleen koloniale oorlogen gekend.
4. Het Duitse nationalisme was een nieuw fenomeen, ontstaan na de eenwording van Duitsland in 1871. Het raakte gefascineerd door de Duitse imperiale expansie (het veiligstellen van Duitslands ‘plaats onder de zon’) en haatte de Britten en hun imperium.
5. Het opkomende nationalisme was ook een factor op de Balkan, waar Slavische Serviërs en anderen onafhankelijkheid en autonomie zochten van de politieke overheersing van Oostenrijk-Hongarije.
Titel: “Nationalisme als oorzaak van de Eerste Wereldoorlog”
Auteurs: Jennifer Llewellyn, Steve Thompson
Uitgever: Alpha History
URL: https://alphahistory.com/worldwar1/nationalism/
Datum gepubliceerd: 7 september 2020
Datum geraadpleegd: March 24, 2021
Copyright: De inhoud van deze pagina mag niet worden herpubliceerd zonder onze uitdrukkelijke toestemming. Voor meer informatie over het gebruik verwijzen wij u naar onze Gebruiksvoorwaarden.