Lipolyse van vetweefsel is het katabole proces dat leidt tot de afbraak van triglyceriden opgeslagen in vetcellen en het vrijkomen van vetzuren en glycerol. Uit recent onderzoek is gebleken dat lipolyse geen eenvoudig stofwisselingsproces is dat door catecholamines wordt gestimuleerd en door insuline wordt geremd. Er zijn nieuwe ontdekkingen gedaan over de endocriene en paracriene regulering van lipolyse en over de moleculaire mechanismen van triglyceridehydrolyse. Catecholamines moduleren de lipolyse via de lipolytische beta-adrenoceptor en de antilipolytische alpha2-adrenoceptor. Recente studies hebben een beter begrip mogelijk gemaakt van de relatieve bijdrage van de twee typen receptoren en hebben bewijs geleverd voor de in vivo betrokkenheid van alpha2-adrenoceptoren bij de fysiologische controle van de lipolyse van onderhuids vetweefsel. Een raadselachtige waarneming is de karakterisering van een residuele catecholamine-geïnduceerde lipolyse bij muizen met een tekort aan beta-adrenoceptoren. In menselijke vetcellen is een nieuw lipolytisch systeem gekarakteriseerd. Natriuretische peptiden stimuleren de lipolyse via een cGMP-afhankelijke route. Er zijn nog andere lipolytische routes actief in menselijke vetcellen waarvan het belang niet volledig wordt begrepen. Veertig jaar na de beschrijving van het antilipolytisch effect van nicotinezuur zijn de receptoren geïdentificeerd. Adrenomedulline, dat door adipocyten wordt geproduceerd, oefent een antilipolytisch effect uit via een indirect mechanisme waarbij stikstofmonoxide betrokken is. De moleculaire details van de lipolytische reactie zijn nog niet volledig bekend. De rol van de lipasen is opnieuw geëvalueerd met de klonering van adipose triglyceride lipase. Hormoongevoelig lipase blijkt het belangrijkste lipase te zijn voor catecholamine- en natriuretisch peptide-gestimuleerde lipolyse, terwijl adipose-triglyceridenlipase de hydrolyse van triglyceriden tijdens basale lipolyse bemiddelt. Translocatie van hormoongevoelig lipase gebonden aan het adipocyte lipide bindend eiwit naar de lipidedruppel lijkt een belangrijke stap te zijn tijdens lipolytische activering. Reorganisatie van de coating van de lipidedruppel door perilipines vergemakkelijkt de toegang van het enzym. De rol van andere lipide-interagerende eiwitten bij de lipolyse is nog onduidelijk. De bij het lipolytisch proces betrokken eiwitten vormen aangrijpingspunten voor geneesmiddelen voor de behandeling van zwaarlijvigheid en het metabool syndroom. Het oudste voorbeeld is nicotinezuur (niacine) dat als hypolipidemisch geneesmiddel wordt gebruikt. Een eerste benadering bestaat uit moleculen die de lipolyse en de oxidatie van de vrijgekomen vetzuren stimuleren om de vetreserves te verminderen. Een tweede benadering is een chronische remming van de lipolyse om het plasma-vetzuurgehalte, dat een centraal kenmerk is van het metabool syndroom, te verlagen.