Antecedent-Behavior-Consequence (ABC) Chart
Hoe wordt de Antecedent-Behavior-Consequence (ABC) Chart gebruikt?
Een ABC-diagram is een instrument voor directe observatie dat kan worden gebruikt om informatie te verzamelen over de gebeurtenissen die zich voordoen in de omgeving van een leerling. De “A” verwijst naar het antecedent, of de gebeurtenis of activiteit die onmiddellijk voorafgaat aan het probleemgedrag. De “B” verwijst naar het geobserveerde gedrag, en de “C” verwijst naar het gevolg, of de gebeurtenis die onmiddellijk volgt op een reactie.
Bijv. een leerling die tekeningen maakt in plaats van aan zijn opdracht te werken, kan reageren door te vloeken of met zijn potlood te gooien als zijn leraar hem zegt de taak af te maken. De leraar kan ontdekken dat verbale verzoeken om te werken en andere eisen antecedenten zijn die probleemgedrag uitlokken. Veel voorkomende antecedenten zijn kritische feedback van anderen, afwezigheid van aandacht, en specifieke taken of activiteiten. Het gevolg kan zijn dat de leraar de leerling naar kantoor stuurt telkens als hij vloekt en met zijn potlood gooit. Na een aantal observatiesessies kan het duidelijk worden dat de leerling probleemgedrag vertoont om te ontsnappen aan zijn taak in de klas.
Een ABC-diagram wordt gebruikt om informatie over verschillende observatiesessies te ordenen door de soorten waargenomen gedrag te noteren en de gebeurtenissen die voorafgaan aan en volgen op het gedrag. Het observeren en vastleggen van ABC-gegevens helpt het team bij het vormen van een hypothese en het verzamelen van bewijs dat de functie die het probleemgedrag in stand houdt, is geïdentificeerd.
Klik hier voor een voorbeeld van een ingevuld ABC-diagram.
Klik hier voor een blanco ABC-diagram.
Een ABC-diagram kan ook worden gebruikt om antecedente gebeurtenissen te identificeren die zijn geassocieerd met het niet optreden van probleemgedrag. Sommige interventiestrategieën bestaan uit het veranderen van de omgeving van een leerling door het introduceren van antecedenten en consequenties die worden geassocieerd met gewenst gedrag in andere situaties. Een leerling kan bijvoorbeeld zijn hand opsteken en deelnemen aan discussies in de klas als zijn leraar leerlingen er regelmatig aan herinnert hun hand op te steken en veel positieve aandacht geeft in de hele klas (antecedente gebeurtenissen). Deze docent geeft positieve feedback voor het opsteken van de hand en deelname (gevolg).
In een andere setting reageert de docent echter niet op de leerling als hij zijn hand opsteekt en geeft hij de leerling gedurende de hele les weinig positieve aandacht (antecedente gebeurtenissen). In deze klas steekt de leerling zijn hand niet op, roept hardop de naam van zijn leraar als hij hulp nodig heeft en loopt van zijn stoel weg, wat allemaal de aandacht van de leraar trekt. Hij of zij berispt de leerling dan voor wangedrag (consequentie). Inzicht in de gebeurtenissen die een rol spelen bij het wel of niet optreden van probleemgedrag kan u helpen de kenmerken van een moeilijke situatie te veranderen. De gebeurtenissen die positief gedrag uitlokken kunnen worden geïntroduceerd in een andere omgeving die wordt geassocieerd met storend gedrag.
Welke rol speelt het ABC schema in een functionele beoordeling?
Het ABC-diagram is een instrument voor directe observatie dat informatie verschaft over wat er werkelijk gebeurt in de omgeving van de leerling. De informatie die wordt verzameld in de functionele evaluatiegesprekken wordt vergeleken met informatie uit observaties die in de omgeving plaatsvinden. Het vertrouwen in een hypothese neemt toe als er bewijs is voor de functie die het gedrag in stand houdt over een aantal functionele evaluatie instrumenten. Directe observatie is vooral belangrijk omdat het minder subjectief is dan interview strategieën die vertrouwen op het geheugen en de percepties van een persoon.
Wat zijn de voor- en nadelen van het ABC schema?
Het ABC-diagram stelt een waarnemer in staat om beschrijvende informatie over een leerling op een systematische en georganiseerde manier vast te leggen. Dit registratieformaat is gemakkelijker te gebruiken dan andere observatieformulieren die zowel scatter plot als ABC-gegevens verzamelen, zoals het Functional Assessment Observation Tool dat in deze module is opgenomen. De verzamelde gegevens leveren veel beschrijvende informatie op over het gedrag van de leerling en de omgeving.
Een groot nadeel voor het gebruik van het ABC-diagram is dat het moeilijker kan zijn om snel patronen te zien, en dat de gegevens mogelijk moeten worden samengevat om te zoeken naar patronen met betrekking tot antecedenten en gevolgen. Als een leerling zich bezighoudt met meerdere probleemgedragingen, als er meerdere voorvallen zijn, of als het gedrag van de leerling in stand wordt gehouden door meerdere functies, kan het samenvatten van het ABC-diagram meer tijd kosten dan het Functional Assessment Observation Tool.
ABC-diagramgegevens zijn alleen correlationeel, wat betekent dat het oorzakelijke verband niet kan worden bevestigd. Strategieën waarbij systematisch omgevingsantecedenten en -gevolgen worden gemanipuleerd, een zogeheten functionele analyse, worden vaak in onderzoek gebruikt. Echter, in veel gevallen zijn directe observaties die informatie bevatten over gedrag, omgevingsgebeurtenissen voorafgaand en volgend op het gedrag, en het tijdstip van optreden voldoende om vertrouwen te geven in de hypotheseverklaring van het team.
Wanneer moet het ABC schema worden gebruikt?
Het ABC-diagram wordt vaak ingevuld nadat de eerste interviews en dossierbeoordelingen zijn uitgevoerd, maar deze activiteiten kunnen ook gelijktijdig plaatsvinden. Functionele beoordelingsgesprekken kunnen informatie verschaffen over wanneer en waar observatiesessies zullen worden uitgevoerd.
Hoe weet u wanneer u genoeg observatiegegevens hebt verzameld?
Elk functioneel assessment is anders, net zoals elke leerling uniek is en zich bezighoudt met verschillende soorten gedrag. Directe observatiegegevens moeten worden verzameld totdat de teamleden overtuigd zijn van de functie of functies die het gedrag van een leerling in stand houden. In eenvoudige situaties kan dit binnen 3-5 sessies gebeuren. In meer gecompliceerde gevallen kunnen directe observatiegegevens nodig zijn over een aantal settings en voor langere periodes. Als uw team er niet zeker van is dat de hypothese(n) juist zijn, zoek dan een professional met een achtergrond in toegepaste gedragsanalyse of positieve gedragsondersteuning die kan helpen bij de functionele beoordeling. Deze professional kan andere methoden van gegevensverzameling aanbevelen of kan helpen bij het uitvoeren van een functionele analyse.
Waar kan ik meer te weten komen over het ABC schema?
Alberto, P. C., & Troutman, A. C. (1999). Toegepaste gedragsanalyse voor leraren (5th ed.). Columbus, OH: Merrill. Bijou, S., Peterson, R. F., & Ault, M. H. (1968). A method to integrate description and experimental field studies at the level of data and empirical
concepts. Tijdschrift voor Toegepaste Gedragsanalyse, 1, 175-191. Maag, J. W. (1995). Behavior management: Theoretische implicaties en praktische toepassingen. Lincoln, NE. O’Neill, R. E., Horner, R. H., Albin, R. W., Sprague, J. R., Storey, K., & Newton, J. S. (1997). Functionele beoordeling en programma-ontwikkeling voor
probleemgedrag: A practical handbook (2nd ed.). Pacific Grove, CA:
Brooks.
Aanvullende Referenties
Bambara, L. M., & Knoster, T. (1998). Het ontwerpen van positieve gedragsondersteuningsplannen. Washington DC: American Association on Mental Retardation:
Research to Practice Series. Rehabilitation Research and Training Center Product (1999). Handleiding voor facilitators voor positieve gedragsondersteuning. Het Positive Behavioral Support
Project, Department of Child and Family Studies van het Louis de la Parte
Institute van de Universiteit van Zuid-Florida.